ECLI:NL:RBDHA:2021:17278

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 september 2021
Publicatiedatum
21 juni 2023
Zaaknummer
NL21.14330
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewaring en vervolgberoep in bestuursrechtelijke procedure met betrekking tot uitzetting van een Angolese staatsburger

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 september 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van eiser, een Angolese staatsburger. Eiser had op 8 juli 2021 een maatregel van bewaring opgelegd gekregen op grond van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft en heeft de processtukken beoordeeld.

Eiser stelt dat hij de Angolese nationaliteit heeft en dat er geen redelijk vooruitzicht op uitzetting is. Hij betoogt dat de verweerder onvoldoende voortvarend werkt aan zijn uitzetting en dat er geen duidelijkheid is over de verkrijging van de benodigde reisdocumenten. De rechtbank heeft overwogen dat de maatregel van bewaring eerder is getoetst en dat er op 21 september 2021 een presentatie bij de Angolese autoriteiten gepland staat. De rechtbank concludeert dat er geen aanleiding is om te twijfelen aan de medewerking van de Angolese autoriteiten en dat de maatregel van bewaring rechtmatig voortduurt.

De rechtbank heeft de beroepsgronden van eiser ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De rechtbank oordeelt dat er geen feiten of omstandigheden zijn die aanleiding geven om de bewaring op te heffen of te vervangen door een lichter middel. De uitspraak is gedaan door mr. J.A. Schuman, rechter, en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL21.14330
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. M.S. Yap), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. R.P.G. van Bel).

Procesverloop

Verweerder heeft op 8 juli 2021 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd. Eiser heeft hierop gereageerd. Vervolgens heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft.

Overwegingen

1. Eiser stelt dat hij de Angolese nationaliteit heeft en dat hij is geboren op [geboortedatum] 1985.
2. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
3. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Uit de uitspraak van 22 juli 2021 (in de zaak NL21.11053) volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten
grondslag ligt, rechtmatig was. Daarom staat nu, voor zover dat in beroep wordt aangevochten, alleen ter beoordeling of sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek de maatregel van bewaring rechtmatig is.
4. Eiser voert aan dat er geen redelijk vooruitzicht op uitzetting is en dat verweerder onvoldoende voortvarend werkt aan de uitzetting van eiser. Volgens eiser is het niet duidelijk of eiser in het bezit zal worden gesteld van een (vervangend) reisdocument. Er zal op 21 september 2021 een presentatie plaatsvinden bij de Angolese autoriteiten. De uitkomst daarvan is relevant voor onderhavige zaak. Eiser heeft al meerdere malen contact opgenomen met de Angolese autoriteiten en die geven aan niets voor hem te kunnen betekenen. Een presentatie lijkt eiser dan ook zinloos. Voor het zicht op uitzetting is mede bepalend of de autoriteiten van het land van herkomst van eiser voldoende medewerking verlenen aan het verkrijgen van de voor uitzetting benodigde documenten. Deze informatie ontbreekt. Er is al twee maanden geleden een aanvraag voor de verkrijging van een laissez passer (lp) toegezonden aan de Angolese diplomatieke vertegenwoordiging, waarop geen reactie is ontvangen. Volgens eiser levert een presentatie ook niet de benodigde documenten op, dit volgt pas bij het bekend zijn van vluchtgegevens. Die zijn er niet en vluchtgegevens zijn op korte termijn ook niet te verwachten. Hier is geen melding van in de voortgangsrapportage. Ook werkt verweerder met onvoldoende voortvarendheid aan eisers uitzetting. Pas na bijna drie maanden volgt er een presentatie bij de Angolese autoriteiten. Daarnaast vraagt eiser om het beroep aan te houden en de uitkomsten van de presentatie op 21 september 2021 af te wachten.
5. Verweerder stelt zich hierover op het standpunt dat de maatregel van bewaring rechtmatig voortduurt. Op 21 september 2021 is er een presentatie gepland bij de Angolese autoriteiten. Eisers stelling dat de presentatie zinloos lijkt omdat de Angolese autoriteiten aan eiser te kennen hebben gegeven dat ze niets voor eiser kunnen betekenen, acht verweerder onvoldoende om te concluderen dat er zicht op uitzetting ontbreekt en dat de presentatie van eiser op 21 september op voorhand zinloos is. Verweerder merkt in dit verband nog op dat op 25 augustus 2021 de identiteitskaart van eiser aan de ambassade is nagezonden en dat verweerder regelmatig rappelleert bij de Angolese autoriteiten voor de afgifte van een lp. Daarnaast voert verweerder regelmatig vertrekgesprekken met eiser. Gelet op het voorgaande volgt verweerder niet de stelling van eiser in beroep dat verweerder onvoldoende voortvarendheid betracht en dat zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn zou ontbreken.
6. In wat eiser aanvoert, ziet de rechtbank geen aanleiding voor het oordeel dat er geen redelijk vooruitzicht op uitzetting is en dat verweerder onvoldoende voortvarend werkt aan eisers uitzetting uit Nederland. Uit de beschikbare stukken blijkt dat het onderzoek omtrent de lp-aanvraag van eiser nog loopt en dat de presentatie bij de ambassade gepland staat op 21 september 2021. De rechtbank overweegt dat verweerder afhankelijk is van de Angolese autoriteiten. De Angolese autoriteiten hebben niet te kennen gegeven dat zij niet zullen meewerken en dat zij op voorhand geen lp zullen verstrekken aan eiser. De rechtbank ziet in wat thans door eiser is aangevoerd geen aanleiding om aan de welwillendheid van Angolese autoriteiten te twijfelen. Temeer nu eiser enkel gesteld heeft dat de autoriteiten te kennen hebben gegeven niks voor hem te kunnen betekenen. Daarnaast voert verweerder regelmatig vertrekgesprekken met eiser, laatstelijk op 8 september 2021. De rechtbank ziet daarnaast in het door eiser gestelde geen aanleiding om het verzoek om aanhouding in te willigen. Eiser heeft de mogelijkheid om naar eigen inzicht na de presentatie bij de
Angolese autoriteiten een nieuw vervolgberoep in te stellen. Eisers beroepsgronden slagen daarom niet.
7. Eiser voert verder aan dat er kan worden volstaan met minder dwingende maatregelen. Uit de vertrekgesprekken en de voortgangsrapportage is op te maken dat eiser zich meewerkend opstelt, zodat verblijf in een AZC of verblijf in een VBL op zijn plaats is. Uit niets blijkt immers dat eiser niet mee wenst te werken aan zijn vertrek.
8. Verweerder stelt zich op het standpunt dat er geen aanleiding bestaat om de bewaring op grond van een belangenafweging op te heffen en met een lichter middel te volstaan gelet op het onttrekkingsgevaar. Dat eiser in het vertrekgesprek van 7 september 2021 heeft aangegeven regelmatig contact te hebben met de ambassade en mee te gaan werken bij de presentatie bij de ambassade is voor verweerder geen aanleiding om met een lichter middel te volstaan, nu gelet op de gronden van de bewaring het risico dat eiser zich zal onttrekken aan toezicht te groot wordt geacht.
9. Voor de beroepsgrond over het opleggen van een lichter middel verwijst de rechtbank naar haar eerdere uitspraak van 22 juli 2021 (in de NL21.11053), rechtsoverweging 5. In wat eiser nu aanvoert ziet de rechtbank geen aanleiding voor een ander oordeel. Deze beroepsgrond slaagt daarom niet.
10. Eiser voert vervolgens aan dat een belangenafweging in zijn voordeel moet uitvallen om in vrijheid te worden gesteld. Eiser wenst altijd mee te werken aan de instructies van verweerder.
11. Over wat eiser in het kader van de belangenafweging aanvoert, oordeelt de rechtbank dat er geen feiten of omstandigheden zijn die, gelet op de duur van deze bewaring, voor verweerder aanleiding hadden moeten zijn de bewaring bij een afweging van de belangen op te heffen. Deze beroepsgrond slaagt daarom niet.
12. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
13. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.A. Schuman, rechter, in aanwezigheid van
N.J.R. Kalaykhan, griffier.
De uitspraak is uitgesproken op
22 september 2021
en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.