5.3Indien en zodra de vrouw de in artikel 5.1 genoemde afkoopsom ontvangt of de in artikel 5.2 genoemde aanspraak verkrijgt, worden de in artikel 4.1 en 4.2 genoemde betalingen gestopt.
(…)
Echtscheiding
Artikel 8.
Indien het huwelijk van de echtgenoten door echtscheiding wordt ontbonden, of indien tussen echtgenoten scheiding van tafel en bed wordt uitgesproken, blijft de man zijn verplichting nakomen als omschreven in artikel 4 en 5, met dien verstande dat bij echtscheiding de alimentatie ieder jaar wordt aangepast overeenkomstig de wettelijke indexatie van alimentatie.
- Bij beschikking van de rechtbank [plaats01] van [datum01] 2015, aangevuld bij beschikking van [datum02] 2015, is – voor zover van belang – de echtscheiding tussen partijen uitgesproken en een door de man te betalen kinderalimentatie van € 730,- per maand per kind vastgesteld, die bij meerderjarigheid aan henzelf zal worden uitbetaald, te verhogen met het bedrag van de uitkeringen [uitkering01] en [uitkering02] , welke rechtsreeks aan de vrouw zullen worden uitgekeerd.
- Bij beschikking van het gerechtshof [plaats hof01] van [datum03] 2016 is met een geslaagd beroep van de vrouw op artikel 1:153 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) deze beschikking vernietigd. Het Hof heeft daarbij – voor zover hier relevant – overwogen:
“Indien het alsnog tot een echtscheiding moet komen, zal eerst een billijke voorziening moeten worden getroffen om de vrouw te compenseren voor de kans dat zij bij vooroverlijden van de man minder of geen partnerpensioen zal ontvangen.”
- Op 5 juli 2018 stuurt de man een e-mail aan de vrouw waarin hij onder meer zegt:
“(…) Dan nog even wat betreft de uitspraak van het hof en m’n komende pensionering. Allereerst wat betreft de uitspraak van het Hof en de daarin genoemde ‘redelijke voorziening’. Zoals je weet heb ik afgezien van cassatie bij de Hoge Raad. Mijn motivatie daarvoor was niet dat ik het eens was met het oordeel van het Hof, integendeel. (…) Zoals je verder weet heb ik ook afgezien van het indienen van een nieuw verzoek tot echtscheiding en ook dat is om financiele redenen: ik kan me de ‘redelijke vergoeding’ die het Hof voorstond alsmede verdere advocaatkosten simpelweg niet veroorloven. (…)Mocht jij zelf willen scheiden, dan kun je geen pensioenverweer voeren, en is een voorziening ook niet aan de orde. Dan wat betreft de verdeling van het ouderdomspensioen. De afspraken daarover in de gewijzigde huwelijksvoorwaarden van 2010 zijn duidelijk. Het [internationale organisatie02] Pensioenfonds heeft je desgevraagd eind vorig jaar laten weten dat je niet in aanmerking komt voor een eigen aanspraak op pensioen en dat het aan mij is om het jou toekomende deel te zijner tijd uit te betalen. Artikel 5.2 van de gewijzigde huwelijksvoorwaarden is daarmee niet van toepassing en conform artikel 5.1 ben ik derhalve gehouden aan onze afspraak om jouw recht op het aandeel van mijn pensioen af te kopen door betaling van een afkoopsom (…).”
- Op 7 augustus 2018 stuurt de vrouw een e-mail aan de man waarin zij onder meer zegt:
“(...) 6. Ik stel verder voor dat we de diverse vraaglijsten en de daaruit voortvloeiende beschikbare middelen met pensionering, als uitgangpunt nemen voor het vinden van middelen, en het creeeren van oplossingen, voor de door het Hof genoemde ‘redelijke voorzieningen’ (…)
Hierop antwoordt de man op 23 oktober 2018:
“(…) een ‘redelijke voorziening’ is alleen aan de orde in geval van echtscheiding, waarvan thans geen sprake is (…).”
- Op 17 mei 2019 stuurt de man een e-mail aan de vrouw waarin hij onder meer zegt:
“(…) Voor wat betreft je andere punten blijf ik bij wat ik je eerder schreef. Zolang we getrouwd blijven zijn jouw rechten op eventueel toekomstig partnerpensioen gewaarborgd en is er derhalve geen reden en verplichting om een passende voorziening te treffen waarover gesproken werd in de uitspraak van het hof. (…)”
- Op 18 juni 2019 stuurt de vrouw een e-mail aan de man waarin zij onder meer zegt:
“(…) Naar ik nu begrijp, ben jij er altijd van uitgegaan dat er een echtscheidingsuitspraak nodig is om uitvoering te geven aan datgene wat is neergelegd in onze huwelijkse voorwaarden. Je hebt geen overleg willen voeren over passende voorzieningen voor het nabestaandenpensioen, en aangegeven dat je (vooralsnog) afziet van echtscheiding. (…) Het lijkt mij zinvol dat, als jij inderdaad gelijk hebt, we enorm vaart zetten achter het vaststellen van passende voorzieningen omdat dat de enige redelijke mogelijkheid is om alles alsnog in een keer op te lossen! (…)Laten we afspraken maken die zaken oplossen en afhandelen. (…) dat kan als we passende voorzieningen vaststellen en tot echtscheiding komen zodat er zeker uitvoering gegeven kan worden aan de pensioenafspraken van de huwelijkse voorwaarden. (…)”
- Op 25 juni 2019 stuurt de man een e-mail aan de vrouw waarin hij onder meer zegt:
“(…) Verder heb ik je reeds verschillende keren geschreven dat ik niet bereid ben om nadere afspraken te maken.(…) Ik kan me de passende voorziening om jou te compenseren voor het mogelijk wegvallen van het bijzonder nabestaandenpensioen niet veroorloven en daarmee feitelijk geen andere keus dan om formeel getrouwd te blijven zodat jouw aanspraken gewaarborgd blijven en de afspraken in de gewijzigde huwelijksvoorwaarden overeind blijven. Daarmee is de situatie dat ik de verplichting heb jou bij pensionering de maximale lumpsum te betalen als afkoop van jouw recht op het deel van mijn ouderdomspensioen (…).”
- Op 26 juni 2019 stuurt de vrouw een mail aan de man waarin zij onder meer zegt:
“(…) is de uitspraak en de opdracht van het Hof duidelijk. Er moeten passende voorzieningen komen. (…) Dat je je een passende voorziening voor het nabestaandenpensioen niet kunt veroorloven is een (te) voorbarige conclusie. Allereerst hebben we de hoogte van een passende voorziening nog niet vastgesteld, dus laten we daar allereerst mee beginnen. (…)”
- Op 2 oktober 2019 stuurt de vrouw een e-mail aan de man waarin zij onder meer zegt:
“(…)Omdat we niet gescheiden zijn kan er geen uitvoering worden gegeven aan de pensioenafspraken in onze huwelijkse voorwaarden. Daarmee is een keuze voor een percentage en een lumpsum nu helemaal niet aan de orde. Zoals je weet had er nu wel uitvoering gegeven kunnen worden indien we gescheiden zouden zijn voor pensionering, en om tot echtscheiding te komen moet er eerst een passende voorziening getroffen worden. En het is jouw beslissing (uitstellen van een passende voorziening), dat we nu nog getrouwd zijn (en daarmee de repatriation regeling ook hoger is), en er dus pas gescheiden wordt na pensionering.”
- Er is op 21 februari 2020 door de man een bedrag van $ 555.502,63 overgeboekt op een door de vrouw opgegeven bankrekening op haar naam bij de [pensioenfonds02] , welk bedrag op 22 februari 2020 door de vrouw is ontvangen.
- Op 21 februari 2020 stuurt de man een e-mail aan de vrouw waarin hij onder meer zegt:
”(…) Conform je instructie heb ik zojuist UNFCU opdracht gegeven om US $ 555.502,63 over te maken op je UNFCU rekening (…). Zoals ook daarin is aangegeven, betreft deze betaling de afkoopsom van jouw rechten op ouderdomspensioen voortvloeiende uit mijn participatie in het [internationale organisatie01] [pensioenfonds01] conform artikel 5.1 van onze gewijzigde huwelijksvoorwaarden van 3 september 2010. (…)”
- Op 4 maart 2020 stuurt de vrouw een e-mail aan de man waarin zij onder meer zegt:
“(…) Ik aanvaard de lumpsum daarom ook NIET als afkoop van mijn rechten op ouderdomspensioen voortvloeiend uit jouw/onze participatie bij de [pensioenfonds01] ; daar heb ik ook nooit met je over gesproken. Overigens is artikel 5 pas aan de orde in geval van echtscheiding. Alvorens er sprake kan zijn van echtscheiding moet er uitvoering gegeven worden aan de uitspraak van het Hof. Daarom aanvaard ik het geld dat je, zonder omschrijving, hebt overgemaakt op mijn [pensioenfonds02] rekening dan ook als passende voorziening zoals benoemd in de uitspraak van het Hof.”
- Op 14 maart 2020 stuurt de man een e-mail aan de vrouw waarin hij onder meer zegt:
“(…) Het is correct dat artikel 5 van de gewijzigde huwelijksvoorwaarden van 2010 (hierna ‘de gewijzigde huwelijksvoorwaarden’)) afspraken bevat voor verevening van pensioenrechten in geval van scheiding. We hadden destijds niet voorzien dat we op het moment van mijn pensionering formeel nog getrouwd zouden zijn. Omdat we feitelijk al sinds begin 2006 uit elkaar zijn – ruim veertien jaar inmiddels – lag het desalniettemin voor de hand om de afspraken van 2010 als uitgangspunt te nemen voor het regelen van de gevolgen van mijn pensionering in de huidige situatie, en dat is dan ook wat we gedaan hebben. (…)”
- Op 8 april 2020 stuurt de vrouw een e-mail aan de man waarin zij onder meer zegt:
“(…) 1) Allereerst, ligt allerminst voor de hand dat hetgene vastgelegd in huwelijkse voorwaarden na 10 jaar anders uitgevoerd/uitgelegd horen te worden. (…)”