ECLI:NL:RBDHA:2021:17132

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 december 2021
Publicatiedatum
8 november 2022
Zaaknummer
AWB 21/4533
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongegrond beroep tegen maatregel van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers wegens niet-naleving meldplicht

Op 16 december 2021 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen eiser en het bestuur van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA). Eiser had beroep ingesteld tegen een besluit van 21 juli 2021, waarbij een eenmalige inhouding van € 12,95 op zijn leef- en eetgeld was opgelegd. Deze maatregel was genomen omdat eiser, na een eerdere waarschuwing, zich niet had gehouden aan de meldplicht. Tijdens de zitting op 16 december 2021 was eiser niet verschenen, terwijl verweerder zich had laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, wat betekent dat eiser geen gelijk kreeg. Eiser erkende dat hij zich niet had gehouden aan de meldplicht, maar gaf aan dat hij op bezoek was bij een vriend en daardoor niet in staat was om zich te melden. De rechtbank toonde begrip voor de situatie van eiser, maar stelde vast dat dit de overtreding niet ongedaan maakte. De opgelegde maatregel was conform het Maatregelenbeleid van het COA en werd niet als onevenredig beschouwd.

De rechtbank benadrukte dat eiser in de toekomst bij verweerder moet aangeven als hij niet aan de meldplicht kan voldoen en om een ontheffing moet vragen. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van de mogelijkheid om binnen vier weken hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 21/4533

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van

16 december 2021 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser,

en

het bestuur van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers, verweerder

(gemachtigde: T. Stelpstra).

Procesverloop

Bij besluit van 21 juli 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder bij wijze van maatregel eenmalig € 12,95 ingehouden op het leef- en eetgeld van eiser per 27 juli 2021. [1] Dit omdat eiser zich volgens verweerder, na een eerdere waarschuwing, niet heeft gehouden aan de meldplicht.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 december 2021. Eiser is, zonder bericht van verhindering, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt.

Overwegingen

1. De rechtbank geeft hiervoor de volgende uitleg.
2. Eiser erkent in beroep dat hij zich ook na de waarschuwing op 10 juni 2021 wederom op 19 juli 2021 niet heeft gehouden aan de meldplicht. Hij was die dag op bezoek bij zijn vriend en kon vanwege de afstand niet komen om zich te melden. Eiser ziet in dat hij daarvoor een maatregel verdiend. Hij verzoekt om overplaatsing naar Amsterdam, omdat hij daar zijn sociale leven heeft, vrijwilligerswerk kan doen en de Nederlandse taal kan leren. Hij wacht op een huis in Amsterdam. Hij wil zo snel mogelijk zijn leven daar beginnen.
3. De rechtbank begrijpt de wens van eiser om overplaatsing naar Amsterdam. De rechtbank kan daarover geen beslissing nemen.
4. De rechtbank stelt vast dat eiser erkent dat hij zich niet heeft gehouden aan zijn meldplicht. De reden die eiser daarvoor geeft is begrijpelijk, maar dat maakt de ‘overtreding’ niet ongedaan. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder hem dan een maatregel kunnen opleggen. De opgelegde maatregel is conform het Maatregelenbeleid. De rechtbank acht de maatregel niet onevenredig.
5. De rechtbank wijst eiser er tenslotte op dat als hij in de toekomst niet aan de meldplicht kan voldoen, hij dat van tevoren bij verweerder moet aangegeven en vragen om een ontheffing.
6. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.G.M. van Veen, rechter, in aanwezigheid van
mr. H.J.J.M. Kock, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
16 december 2021.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken na de dag van verzending van het proces-verbaal daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Voetnoten

1.Artikel 4.2 van het Maatregelenbeleid COA