Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de meervoudige kamer van 15 juni 2021 in de zaak tussen
[eiseres], te [woonplaats], eiseres
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb), verweerder
Procesverloop
Overwegingen
“Een eenmaal verleende ontheffing is niet onherroepelijk. Zodra niet langer aan de voorwaarden, die tot de ontheffing hebben geleid, wordt voldaan, zal de ontheffing worden ingetrokken, waardoor men weer verzekerd is voor de volksverzekeringen (derde lid).”
“Via het CZ-verdragspakket heeft u wel recht op zorg volgens de AWBZ”heeft bedoeld een beroep te doen op het vertrouwensbeginsel, kan dit niet slagen. In het ontheffingsbesluit stond immers als gevolg van de ontheffing vermeld:
“U heeft niet langer of geen recht op vergoedingen betaald uit de AWBZ.”Hoewel de daarop volgende zin waar eiseres naar verwijst wellicht niet geheel duidelijk is, mocht eiseres daaruit niet afleiden dat de eerste zin kennelijk niet juist was en dat zij nog wel recht had op vergoedingen uit de AWBZ.
“In het kader van het beroep van appellante op de hardheidsclausule stelt de Raad vast dat de Svb ten aanzien van het bereik van de in art. 24 van het Besluit opgenomen hardheidsclausule heeft blijkgegeven van een onjuiste rechtsopvatting en van een onjuiste uitleg van de uitspraak van de Raad van 9 september 1998 (LJN AL0948). In deze uitspraak heeft de Raad aangegeven dat blijkens de nota van toelichting op de in het Besluit opgenomen hardheidsclausule de Svb in gevallen van kennelijke hardheid kan afwijken van de in het Besluit gestelde regels met betrekking tot de uitbreiding en beperking van de kring van verzekerden. Zodanige hardheid kan zowel aan de orde zijn bij de vraag of een persoon wél voldoet aan de voorwaarden voor uitbreiding of beperking, als bij de vraag of hij, op grond van de nadere clausulering van die voorwaarden, daaraan niet voldoet.”