ECLI:NL:RBDHA:2021:17098
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak
In de zaak tussen de verzoeker, vertegenwoordigd door mr. G.W. Mettendaf, en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door mr. I.E. Lemmers, heeft de voorzieningenrechter op 23 september 2021 uitspraak gedaan. De verzoeker had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, welke door de Staatssecretaris op 2 september 2021 was afgewezen als kennelijk ongegrond. Hierop heeft de verzoeker beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. Tijdens de zitting op 23 september 2021 is de zaak behandeld, maar de verzoeker en zijn gemachtigde zijn niet verschenen. De Staatssecretaris was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. Na de behandeling heeft de voorzieningenrechter onmiddellijk uitspraak gedaan.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. De motivering hiervoor was dat de verzoeker, van Marokkaanse nationaliteit en geboren in 1994, in een eerdere uitspraak op dezelfde dag in de zaak NL21.14109 al een beslissing had gekregen op zijn beroep. Hierdoor was een voorlopige voorziening niet meer nodig. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken door mr. O. Veldman, in aanwezigheid van mr. M.M. van Luijk-Salomons, griffier, en is bekendgemaakt op 30 september 2021. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.