ECLI:NL:RBDHA:2021:17066

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 december 2021
Publicatiedatum
13 september 2022
Zaaknummer
AWB 21/1671 en AWB 21/1672
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag verblijfsdocument EU/EER en terugkeerbesluit in vreemdelingenrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 14 december 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de afwijzing van een aanvraag om afgifte van een verblijfsdocument EU/EER door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiseres, van Iraakse en Marokkaanse nationaliteit, had eerder asiel aangevraagd en verzocht om een verblijfsdocument op basis van haar relatie tot haar kinderen, die de Nederlandse nationaliteit bezitten. De aanvraag werd afgewezen omdat eiseres niet aannemelijk had gemaakt dat zij de juridische moeder was van de kinderen, zoals vermeld op hun geboorteaktes. De rechtbank oordeelde dat de geboorteaktes als dwingend bewijs gelden en dat verweerder zich op het standpunt mocht stellen dat eiseres niet de juridische moeder was. Eiseres had eerder een asielaanvraag ingediend die was afgewezen en had sindsdien geen bewijs geleverd dat haar naam op de geboorteaktes onjuist was geregistreerd. De rechtbank concludeerde dat het bestreden besluit zorgvuldig tot stand was gekomen en dat er geen aanleiding was om de aanvraag opnieuw te beoordelen. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard en het verzoek om een voorlopige voorziening werd afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummers: AWB 21/1671 en AWB 21/1672
uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter van 14 december 2021 in de zaak tussen

[eiseres/verzoekster] , eiseres/verzoekster

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. C.M. Suurmeijer-Wawoe),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: L.M.F. Verhaegh).

Procesverloop

Bij besluit van 5 maart 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres/verzoekster (eiseres) om afgifte van een verblijfsdocument EU/EER, zoals bedoeld in artikel 9 van de Vreemdelingenwet (Vw) 2000, afgewezen en aan haar een terugkeerbesluit opgelegd. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 11 maart 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld en de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen die ertoe strekt haar uitzetting te verbieden totdat op het beroep is beslist (AWB 21/1672).
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 oktober 2021. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De partner van eiseres, [partner] was ook aanwezig. Verder was de heer
H. Ben Krita als tolk aanwezig.
De rechtbank heeft ter zitting het onderzoek geschorst om verweerder in de gelegenheid te stellen het rapport van Bureau Documenten van 16 maart 2021 naar de rechtbank te sturen ter completering van het dossier van de rechtbank. Partijen hebben ermee ingestemd dat na ontvangst van dit rapport het onderzoek ter zitting wordt gesloten.
Bij brief van 2 november 2021 heeft de rechtbank aan partijen meegedeeld dat het onderzoek is gesloten en dat de rechtbank overgaat tot het doen van een uitspraak.

Overwegingen

Verzoeken eiseres ter zitting
1. Ter zitting heeft verweerder meegedeeld dat in het kader van de procedure tot naamswijziging van de naam op de geboorteaktes van de kinderen binnenkort vingerafdrukken zullen worden afgenomen van eiseres. In reactie op deze mededeling heeft eiseres verzocht de gevraagde voorlopige voorziening toe te wijzen en de behandeling van het beroep aan te houden in afwachting van de procedure tot naamswijziging op de geboorteaktes.
2. De rechtbank ziet hiertoe geen aanleiding, aangezien onduidelijk is hoelang de procedure tot naamswijziging zal duren.
Relevante feiten
3.1.
Eiseres heeft op 23 februari 2010 een asielaanvraag ingediend, onder de naam
[A], geboren op [1987] , van Iraakse nationaliteit. Deze asielaanvraag is bij besluit van 1 maart 2010 afgewezen. Het beroep tegen dit besluit is ongegrond verklaard. Eiseres heeft op 22 maart 2010 hoger beroep aangetekend, dat op 6 april 2010 ongegrond is verklaard. Vervolgens heeft eiseres op 16 juni 2013 en op 25 augustus 2017 een verzoek ingediend om in Nederland te verblijven op grond van artikel 64 van de Vw. Deze verzoeken zijn afgewezen.
3.2.
Op 9 december 2019 heeft eiseres een aanvraag ingediend om afgifte van een verblijfsdocument EU/EER als bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de Vw 2000. Zij heeft zij de onderhavige aanvraag ingediend als zijnde [B] , geboren op [1985] , van Marokkaanse nationaliteit. Zij stelt dezelfde persoon te zijn als de persoon met V-nummer: [V-nummer] , zijnde [A] . Eiseres heeft haar aanvraag gebaseerd op het arrest Chavez-Vilchez. [1] Zij stelt de moeder te zijn van [kind 1] (geboren op [2010] ), [kind 2] (geboren op [2013] ) en [kind 3] (geboren op
[2015] ), die de Nederlandse nationaliteit hebben.
Standpunt verweerder
4. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat de aanvraag van eiseres terecht is afgewezen. Er heeft een verwantschapsonderzoek plaatsgevonden door [medisch laboratorium] . Ook heeft Bureau Documenten het paspoort van eiseres op naam van [B] , waarmee eiseres zich heeft geïdentificeerd bij het verwantschapsonderzoek, onderzocht. Dit document is echt bevonden. Dit betekent dat niet (meer) ter discussie staat dat eiseres [B] is. Uit het rapport van [medisch laboratorium] is verder gebleken dat eiseres een biologische band heeft met [kind 1] , [kind 2] en [kind 3] (hierna: de kinderen), maar daarmee is echter niet vastgesteld dat zij ook een familierechtelijke relatie heeft met de kinderen. Ter zitting heeft verweerder nader toegelicht dat de aanvraag van eiseres is afgewezen, omdat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij een familierechtelijke relatie heeft met de kinderen, omdat op de geboorteaktes van de kinderen staat dat [C] hun moeder is. Dat eiseres [C] is, heeft zij niet aannemelijk gemaakt.
5. De rechtbank stelt voorop dat bij de beoordeling van aanvragen waarbij een beroep wordt gedaan op het arrest Chavez-Vilchez, door verweerder gebruik wordt gemaakt van het beleid dat is neergelegd in paragraaf B10/2.2 van de Vc 2000, waarin vier cumulatieve voorwaarden worden genoemd waaraan moet worden voldaan voor het verkrijgen van een verblijfsrecht. In het geval van verzoeker heeft verweerder gesteld dat niet voldaan is aan de voorwaarde dat de familierechtelijke relatie tussen eiseres en de kinderen is aangetoond.
6. De rechtbank zal hierna de beslissing van verweerder toetsen aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
Totstandkoming bestreden besluit
7. Eiseres voert aan dat het bestreden besluit niet zorgvuldig tot stand is gekomen. Op
2 december 2020 heeft haar gemachtigde met [D] (werkzaam bij verweerder) besproken dat er onderzoek gedaan zou worden naar de documenten waarmee eiseres zich geïdentificeerd heeft bij het verwantschapsonderzoek. Ook zou er biometrie (in dit geval vingerafdrukken) worden afgenomen om de link te leggen met de persoon met de naam [naam] . [D] zou hebben toegezegd dat daarmee de zaak positief afgedaan zou kunnen worden. Verweerder heeft echter het bestreden besluit genomen zonder zich aan deze gemaakte afspraken te houden, de onderzoeksresultaten niet af te wachten en het dossier niet goed te bestuderen.
8. De rechtbank stelt vast dat eiseres tegen de gang van zaken bij verweerder een klacht heeft ingediend. In de klachtenprocedure is door verweerder erkend dat het onderzoek niet goed is verlopen. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat hieruit geen nadeel voor eiseres is voortgevloeid, omdat een nader onderzoek naar de vingerafdrukken van eiseres geen relatie tussen haar en [C] zou aantonen. De rechtbank oordeelt dat verweerder zich in redelijkheid op dit standpunt mocht stellen. Voor de beantwoording van de vraag of sprake is van een familierechtelijke relatie tussen eiseres en de kinderen is immers van belang dat eiseres aannemelijk kan maken dat zij [C] is.
9. Voor zover eiseres stelt dat verweerder meer onderzoek had kunnen doen, volgt de rechtbank deze stelling niet. Verweerder mocht zich op het standpunt stellen dat eiseres ruim een jaar de tijd had om aanvullende stukken met betrekking tot haar aanvraag in te dienen. Dit is niet gebeurd. Na de ingebrekestelling van eiseres op 26 februari 2021, was verweerder gehouden een besluit op haar bezwaar te nemen, omdat hij anders een dwangsom verschuldigd zou zijn.
De geboorteaktes
10. Eiseres voert verder aan dat verweerder teveel waarde hecht aan de naam op de geboorteaktes van de kinderen en te weinig waarde aan het rapport van [medisch laboratorium] . Geboorteaktes zijn volgens eiseres immers geen vereiste voor een beroep op EU-toetsing conform het arrest Chavez-Vilchez.
11. De rechtbank volgt het standpunt van eiseres niet. Tussen partijen is niet in geschil dat eiseres een echt bevonden paspoort heeft op de naam van [B] en dat er een biologische band is tussen eiseres en de kinderen. Op de geboorteaktes van de kinderen is echter vermeld dat [C] de (juridische) moeder is van de kinderen. Verweerder mag bij de beoordeling of sprake is van een familierechtelijke relatie tussen eiseres en de kinderen de gegevens uit de geboorteaktes als uitgangspunt nemen, want die gelden als dwingend bewijs dat sprake is van een familierechtelijke relatie tussen een moeder en een kind. In deze zaak mocht verweerder dus de gegevens in de geboorteaktes laten prevaleren boven de uitkomst van het rapport van [medisch laboratorium] .
Identiteit [C]
12. Eiseres betoogt dat zij [C] is. Deze naam op de geboorteaktes is afgeleid van de namen van haar vader, zoals gebruikelijk is in Arabische landen. Hij heette [1] . Eiseres heet [2] . Ter zitting heeft eiseres gesteld dat verweerder bij de registratie in de asielprocedure ervoor heeft gekozen de namen [3] en [4] weg te laten en haar naam heeft geregistreerd als [A] .
13. De rechtbank volgt het betoog van eiseres niet. Het had op de weg van eiseres gelegen om de gestelde onjuiste registratie van haar naam in de asielprocedure te corrigeren, maar dit heeft zij niet gedaan. De gevolgen daarvan komen dan ook voor risico van eiseres. Daar komt nog bij dat eiseres zich in de asielprocedure heeft gelegitimeerd met identiteitsdocument op naam van [A] en dat dit document vals is gebleken.
14. Dat eiseres ter zitting een vertaalde Iraakse huwelijksakte heeft overgelegd waarin de naam [C] staat en dat de gemeente Enschede deze huwelijksakte als brondocument voor de vermelding van de naam [C] op de geboorteaktes heeft gebruikt, maakt niet dat daarmee de familierechtelijke relatie met de kinderen aannemelijk is gemaakt. Eiseres heeft immers nog steeds niet aannemelijk gemaakt dat zij [C] is.
Beoordeling afhankelijkheidsrelatie
15. Eiseres voert ook aan dat het bestreden besluit onvoldoende is gemotiveerd, omdat verweerder de overgelegde stukken waaruit blijkt dat de kinderen afhankelijk van haar zijn niet heeft beoordeeld.
16. De rechtbank oordeelt, met verweerder, dat verweerder niet aan de inhoudelijke beoordeling van afhankelijkheidsrelatie tussen eiseres en de kinderen toekomt zolang niet vaststaat dat eiseres [C] is.
Horen in bezwaar
17. Tot slot voert eiseres aan dat verweerder haar had moeten horen. Door dit niet te doen heeft verweerder de menselijke maat uit het oog verloren zoals vaker in het vreemdelingenrecht gebeurt.
18. De rechtbank oordeelt dat verweerder eiseres niet hoefde te horen in bezwaar omdat er in redelijkheid geen twijfel mogelijk was dat het bezwaar tot een ander besluit kon leiden. [2]
Conclusie
19. Verweerder mocht van eiseres verlangen dat zij aannemelijk maakt dat zij [C] is om te kunnen beoordelen of zij een familierechtelijke relatie heeft met de kinderen. Aangezien zij dit niet aannemelijk heeft gemaakt heeft verweerder de aanvraag van eiseres mogen afwijzen.
20. Het beroep is ongegrond en daarom krijgt eiseres haar proceskosten niet vergoed. Omdat er nu is beslist op het beroep hoeft er geen voorlopige voorziening meer te worden getroffen.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.M. Dijksterhuis, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. S.M. Gena, griffier. De uitspraak is uitgesproken op 14 december 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op www.rechtspraak.nl.
de rechter is verhinderd om deze uitspraak mede te ondertekenen
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan, voor zover het beroep betreft, binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Voetnoten

1.Hof van Justitie van de Europese Unie van 10 mei 2017 (ECLI:EU:2017:354)
2.Artikel 7:3, aanhef en onder b, van de Algemene wet bestuursrecht.