Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[eiser] , eiser
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 7 december 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de bewaring van een vreemdeling, eiser, van Indiase nationaliteit. Eiser was in bewaring gesteld op grond van artikel 59, tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser had beroep ingesteld tegen dit besluit, waarbij hij tevens verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 29 november 2021, maar de zitting werd geschorst vanwege de afwezigheid van een tolk. De behandeling werd voortgezet op 6 december 2021, waarbij eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde, mr. S. Akkas, en de verweerder werd vertegenwoordigd door mr. H. Remerie.
De rechtbank overwoog dat de maatregel van bewaring was opgelegd in het belang van de openbare orde, omdat er op korte termijn een geldig Belgisch verblijfsdocument voor eiser beschikbaar was voor zijn overdracht naar België. Eiser betwistte deze grond niet, maar stelde dat verweerder onvoldoende voortvarend had gehandeld in de uitvoering van de maatregel. De rechtbank oordeelde dat verweerder op 22 november 2021 al een betekenisvolle handeling had verricht door een vertrekgesprek met eiser te voeren, en dat de actie op 25 november 2021 voldoende voortvarend was.
Eiser voerde verder aan dat verweerder had moeten volstaan met een lichter middel dan bewaring, aangezien hij had aangegeven Nederland te willen verlaten. De rechtbank oordeelde echter dat verweerder deugdelijk had gemotiveerd dat een lichter middel niet mogelijk was, gezien het risico dat eiser zich aan het toezicht zou onttrekken. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af, zonder aanleiding voor een proceskostenveroordeling.