Overwegingen
1. Eiseres heeft verklaard dat zij haar land van herkomst heeft verlaten omdat zij problemen heeft gekregen als gevolg van haar sociale activiteiten. Betrokkene heeft verklaard dat zij in Iran als tandarts werkte en dat zij dichteres is. Zij heeft zich ingezet voor mensen die behoeftig en onderdrukt werden. Zo gaf eiseres steun aan families van politieke gevangenen, geloofs- en etnische minderheden, bekeerlingen en alle (andere) mensen die op de één of andere manier in de problemen waren gekomen met de autoriteiten. Als gevolg van deze activiteiten is betrokkene in de problemen gekomen. Zo heeft zij een aanslag op haar leven op 9 februari 2015 overleefd, ontving zij schriftelijke en telefonische dreigementen en heeft er uiteindelijk een inval in haar huis plaatsgevonden op 24 september 2018, als gevolg waarvan zij Iran heeft verlaten.
2. Het asielrelaas bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
1. Identiteit, nationaliteit en herkomst;
2. Afwending van de Islam;
3. Problemen vanwege sociale activiteiten;
4. Eiseres wordt beschuldigd van overspel.
Verweerder acht de eerste twee elementen geloofwaardig.
Het derde relevante element acht verweerder niet geloofwaardig. Daartoe overweegt verweerder samengevat dat eiseres over het begin van de problemen verschillend, en daarom tegenstrijdig, heeft verklaard. Eiseres heeft verklaard dat zij in 2010 door de Sepah is verhoord over de poëzie die zij naar aanleiding van protesten rondom de presidentiële verkiezingen heeft geschreven. Hiervan heeft eiseres geen document overgelegd. Ook is niet gebleken dat eiseres hiervan problemen heeft ondervonden. Dat eiseres op 9 februari 2015 is aangevallen met een mes door iemand van de regering is niet onderbouwd en is niet aannemelijk geworden. Ook heeft eiseres onduidelijk verklaard over het contact dat eiseres heeft gehad met de heer [A] en mevrouw [B] . De inval van 24 september 2018 wordt door verweerder ongeloofwaardig geacht omdat eiseres hierover enkel vage verklaringen heeft afgelegd. Niet valt in te zien dat de autoriteiten alleen in de praktijk in [plaats 1] en de woning van betrokkene een inval doen en niet ook in de praktijk in [plaats 2] . Dat zij hiervan aangifte heeft gedaan heeft zij niet onderbouwd. Voorts valt niet in te zien dat zij door de heer [A] en mevrouw [B] wordt benaderd om te vragen of zij mensen wil helpen die in de negatieve belangstelling staan nu het risico voor eiseres daarmee wordt vergroot. Daarnaast heeft eiseres op een legale, gecontroleerde manier Iran verlaten via de luchthaven terwijl zij heeft verklaard dat er bij de huiszoeking verboden materiaal in beslag is genomen en naar aanleiding van de inval in haar praktijk en huis verhoren hebben plaatsgevonden met haar secretaresse en dochter. De legale uitreis duidt erop dat eiseres niet in negatieve belangstelling van de autoriteiten staat.
Over het vierde relevante element stelt verweerder dat de verklaringen van eiseres ongeloofwaardig worden geacht. Niet valt in te zien dat eiseres alleen de eerste twee weken na binnenkomst in Nederland contact heeft gehad met haar echtgenoot omdat zij samen een dochter hebben. Volgens verweerder valt niet valt in te zien dat eiseres met de dood zou worden bedreigd nu de relatie al langere tijd is verbroken. Ook valt niet in te zien dat de echtgenoot van eiseres kennis zou hebben gekregen van de relatie, zo stelt verweerder.
In het bestreden besluit heeft verweerder overwogen dat de foto’s die eiseres heeft overgelegd onderbouwen dat zij deel heeft genomen aan de genoemde demonstraties. Hiermee heeft zij alleen niet aannemelijk gemaakt dat zij bij terugkeer een risico loopt omdat zij in de negatieve belangstelling van de Iraanse autoriteiten zou zijn komen te staan.
Verder overweegt verweerder dat eiseres niet aangemerkt kan worden als vluchteling. De geloofwaardig geachte relevante elementen maken ook niet dat eiseres een reëel risico loopt op ernstige schade. Om die reden komt eiseres niet in aanmerking voor een verblijfsvergunning asiel op grond van artikel 29 , eerste lid, aanhef en onder a of b, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
Relevant element drie: problemen vanwege sociale activiteiten
3. Eiseres heeft in beroep aanvullende documenten overgelegd om haar asielrelaas te onderbouwen. Verder heeft eiseres aangevoerd dat verweerder haar asielrelaas ten onrechte
ongeloofwaardig heeft gevonden. Zij heeft geen tegenstrijdige verklaringen afgelegd over wanneer zij met de problemen werd geconfronteerd. In 2010 heeft zij haar eerste dagvaarding gehad, tot 2015 heeft zij haar activiteiten voortgezet, maar sinds 2015 zijn haar activiteiten geïntensiveerd en de bedreigingen en waarschuwingen toegenomen. De Iraanse autoriteiten maken juist gebruik van een kinderachtig handschrift om angst te zaaien. Daarnaast is het voor eiseres duidelijk dat de aanval in 2015 is uitgevoerd door de autoriteiten. Het is niet mogelijk voor gewone mensen om een dergelijk wapen te dragen. Het doel van het regime is om de oppositie uit te schakelen op de makkelijkste manier. Daarnaast verwezen de woorden van de aanvaller direct naar haar activiteiten. De advocaat die eiseres heeft ingeschakeld, heeft zich vanwege de druk van de zijde van het regime teruggetrokken van de zaak. Aangiftes en rapporten in verband met politieke en veiligheidszaken worden nooit geregistreerd.
4. De rechtbank is van oordeel dat verweerder ongeloofwaardig heeft kunnen vinden dat eiseres onder de negatieve aandacht van de Iraanse autoriteiten is. Daarbij heeft verweerder ongeloofwaardig kunnen vinden dat de autoriteiten achter eiseres aan zitten. Verweerder heeft de verklaringen van eiseres over wanneer zij met de problemen werd geconfronteerd tegenstrijdig kunnen vinden. Eerst heeft eiseres verklaard dat de problemen vanaf 2015 begonnen, en daarna vanaf 2009/2010.1 Ook heeft eiseres verklaard dat de problemen begonnen in 2014, naar aanleiding van de protesten die eiseres organiseerde.2 Deze verklaringen komen niet met elkaar overeen. Het standpunt van eiseres dat de problemen begonnen in 2010 en in 2015 zijn toegenomen komt niet overeen met de verklaringen die eiseres eerder heeft afgelegd. Verder heeft verweerder kunnen oordelen dat eiseres haar verklaringen over de dreigementen niet heeft onderbouwd. De verklaring dat de schriftelijke bedreigingen geschreven zouden zijn met een kinderlijk handschrift heeft verweerder onvoldoende onderbouwing kunnen vinden. Over de aanval met een mes op eiseres op 9 februari 2015 stelt eiseres dat de autoriteiten haar hebben aangevallen aangezien zij werd bedreigd met een mes en het verboden is om een mes als wapen te hebben. Dit standpunt kan eveneens niet onderbouwen dat de autoriteiten de aanval hebben uitgevoerd. Het is slechts een vermoeden van eiseres dat dit de autoriteiten waren. Het kon immers iedereen zijn die het niet eens was met de door haar gestelde sociale activiteiten, zoals ook haar man. Eiseres heeft namelijk zelf verklaard in het nader gehoor dat zij denkt dat haar man op de hoogte was van de aanval en dat zij zich nog steeds afvraagt of haar man te maken heeft met de problemen die zij heeft gehad.3 Verder heeft verweerder kunnen overwegen dat eiseres stukken had kunnen overleggen van de aangifte die zou zijn gedaan van de aanval van 9 februari 2015. Uit het Algemeen Ambtsbericht Iran volgt namelijk dat bij het indienen van een aangifte de indiener daarvan een nummer krijgt om de zaak te volgen. Dit is niet het geval bij politieke- en veiligheidszaken, maar niet valt in te zien dat in dit geval sprake van een dergelijke zaak. Niet valt in te zien dat de advocaat van eiseres zich heeft teruggetrokken na druk van het regime aangezien verweerder ongeloofwaardig heeft kunnen vinden dat de aanval door het regime was uitgevoerd en eiseres in de negatieve aandacht van de Iraanse autoriteiten staat.
Relatie de heer [A] en mevrouw [B]
5. Verder voert eiseres aan dat zij in de zienswijze heeft toegelicht hoe de relatie tussen de heer [A] en mevrouw [B] tot stand is gekomen. Via de broer van eiseres is de
1. Zie pagina 12 en 28 van het verslag van het nader gehoor.
2 Zie pagina 26 van het verslag van het nader gehoor.
3 Zie pagina 39 van het verslag van het nader gehoor.
heer [A] op de hoogte geraakt van de aanval in 2015, waarna eiseres is gevraagd om te helpen.
6. De rechtbank is van oordeel dat verweerder heeft kunnen stellen dat niet valt in te zien dat juist eiseres wordt benaderd door de heer [A] nu eiseres al in de negatieve belangstelling stond. Het risico voor betrokkene zou hier alleen maar door worden vergroot. De verklaringen van de heer [A] en mevrouw [B] doen daar niet aan af want deze geven hiervoor ook geen verklaring. Bovendien heeft verweerder terecht gewezen op een tegenstrijdigheid in de verklaring van [B] .
Inval d.d. 24 september 2018
7. Over de aanval op 24 september 2018 heeft eiseres aangevoerd dat verweerder de verklaringen hieromtrent ten onrechte ongeloofwaardig heeft bevonden. Eiseres heeft het vermoeden dat de aanval heeft plaatsgevonden na het bezoek van een vrouw en haar kind, leden van een bekend gezin, aan haar praktijk, nu dit kort daarvoor had plaatsgevonden. De assistente van eiseres kende de man van deze vrouw aangezien zij veel mensenkennis heeft en de stad [plaats 1] een relatief kleine stad is in Iran. Daarnaast heeft zij een goed geheugen en onthoudt mensen goed. De leden van de Sepah die naar haar praktijk kwamen deden dat zonder veel op te vallen. Eiseres heeft haar broer zelf gebeld. Verder had de broer van eiseres een winkel beneden de praktijk van eiseres, waardoor hij snel de mannen kon zien die bij de praktijk stonden.
8. De rechtbank is van oordeel dat verweerder de verklaringen over de inval op
24 september 2018 ongeloofwaardig heeft kunnen vinden. Daarbij heeft verweerder van belang kunnen vinden dat er terwijl er een inval heeft plaatsgevonden in het woonhuis van eiseres en haar praktijk in [plaats 1] er geen inval is gedaan in de praktijk van eiseres in [plaats 2] . Verweerder heeft ook kunnen opmerken dat niet valt in te zien waarom enkel stukken uit de praktijk [plaats 1] en haar huis meegenomen zouden worden en niets uit eiseres haar praktijk in [plaats 2] . Eiseres heeft daarvoor ook geen verklaring kunnen geven. De rechtbank vindt het niet onmogelijk dat de assistente van eiseres mensen heeft herkend, maar dat maakt de verklaringen over de inval niet geloofwaardig. Verweerder heeft ongeloofwaardig kunnen vinden dat de leden van de Sepah minutenlang zouden hebben gewacht bij de praktijk van eiseres waardoor in de tussentijd eiseres en de broer van eiseres gebeld konden worden én de broer van eiseres de leden van de Sepah heeft zien staan en dat terwijl het om een inval ging. Dat dit kan omdat de leden van de Sepah onopvallend te werk gingen vindt de rechtbank geen voldoende verklaring. De pas in beroep overgelegde verklaring van de assistent van eiseres over de inval legt gelet op het voorgaande ook onvoldoende gewicht in de schaal.
9. Eiseres heeft over de uitreis aangevoerd dat zij is uitgereisd met behulp van degenen die op de luchthaven werken en tegen het regime zijn. Deze functionarissen zijn zeker betaald door haar broer en zij had ook geen andere keuze dan deze personen te vertrouwen. Bovendien was zij ook niet een landelijk bekende activist. Over een uitreisverbod heeft eiseres aangevoerd dat er pas een uitreisverbod wordt uitgevaardigd als de rechtbank heeft geoordeeld dat sprake is van terroristische activiteiten, dat is hier niet het geval.
10. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich over de uitreis niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat het vreemd is dat eiseres het land legaal kon uitreizen als zij in de negatieve belangstelling van de Iraanse autoriteiten stond. Dit vanwege de omstandigheid
dat er bij de huiszoeking verboden materiaal in beslag is genomen en er verhoren naar aanleiding van de huiszoeking en de inval in de praktijk hebben plaatsgevonden van haar naasten. Hierover heeft verweerder zich op het standpunt kunnen stellen dat dit afbreuk doet aan de geloofwaardigheid van het asielrelaas van eiseres. Dat zij geen landelijk bekend activiste zou zijn geeft ook geen afdoende verklaring nu dit niet strookt met het standpunt van eiseres dat zij in de negatieve belangstelling van de autoriteiten staat. Eiseres heeft erop gewezen dat uit het Algemeen Ambtsbericht Iran 2021 volgt dat het in een enkel geval mogelijk is om met een uitreisverbod het land legaal te verlaten. Uit het Ambtsbericht volgt inderdaad dat dit mogelijk is, ‘omdat er enkele dagen kunnen zitten tussen het opleggen van een uitreisverbod en de verwerking daarvan door een medewerker van de rechtbank in het systeem.’ Dit doet er echter niet aan af dat het vreemd is dat eiseres legaal zou kunnen uitreizen als zij in negatieve aandacht van de autoriteiten zou staan. Daarnaast volgt uit het Algemeen Ambtsbericht Iran 2021 dat er verschillende redenen zijn om een uitreisverbod op te leggen, niet alleen als sprake is van terroristische activiteiten.
Verklaringen over gehoor dochter
11. Over de tegenwerping van verweerder dat eiseres niet veel kon verklaren over het gehoor van haar dochter stelt eiseres dat zij niet in een goede psychische stemming was om daar uitgebreid over te verklaren. Ten tweede heeft eiseres in beroep aangegeven welke vragen zijn gesteld door de autoriteiten.
12. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat de verklaringen over de verhoren die met de dochter van eiseres hebben plaatsgevonden summier zijn. In beroep heeft eiseres verklaard dat zij niet in de psychische stemming was om meer over het gehoor van haar dochter te verklaren. Indien eiseres zich niet goed voelde om meer te verklaren, had zij dat tijdens het gehoor moeten aangeven en dat zij dat toen niet direct heeft gedaan ligt binnen haar risicosfeer. Deze verklaring komt overigens niet overeen met wat eiseres in het nader gehoor heeft verklaard, toen heeft zij verklaard dat haar dochters niet te veel willen vertellen zodat eiseres zich geen zorgen hoefde te maken.4
Conclusie relevant element drie: problemen door sociale activiteiten
13. De rechtbank komt gelet op het bovenstaande tot de conclusie dat verweerder de verklaringen over het derde relevante element, problemen door sociale activiteiten, ongeloofwaardig heeft kunnen vinden.
Relevant element vier: eiseres wordt beschuldigd van overspel
14. Eiseres heeft over het vierde element aangevoerd dat zij eerst contact had opgenomen met haar man om hem aan zijn verantwoordelijkheid als vader te herinneren tijdens haar afwezigheid, omdat hij zich niet verantwoordelijk voelde voor zijn kinderen. Daarna heeft zij geen contact meer met hem gehad. Haar man heeft duidelijk gedreigd om haar en haar vriend te vermoorden. Omdat eiseres zo’n 25 jaar bij haar man heeft gewoond, weet zij heel goed waartoe hij in staat is. Eiseres heeft ter onderbouwing van haar relatie een brief van haar vriend overgelegd.
15. De rechtbank stelt vast dat verweerder niet heeft bestreden dat eiseres, hoewel de relatie tussen haar en haar echtgenoot in Iran al langere tijd verbroken is, officieel nog gehuwd is. Ook heeft verweerder niet bestreden dat eiseres een nieuwe relatie heeft in Nederland.
4 Zie pagina 41 van het verslag van het nader gehoor.
Verweerder heeft zich enkel op het standpunt gesteld dat eiseres niet inzichtelijk heeft gemaakt hoe haar echtgenoot achter haar nieuwe relatie is gekomen. De rechtbank stelt vast dat verweerder daar ook tijdens het nader gehoor geen vragen over heeft gesteld of onderzoek naar heeft gedaan. In het verslag van het nader gehoor op pagina 42 staat: ‘Hoe wordt uw dochter onderdrukt door haar vader?’ waarop eiseres verklaart: ‘Hij was erachter gekomen dat ik een relatie had met een andere man. Hij zei tegen haar: “zeg tegen je moeder dat ik haar ga vermoorden.” Hij nam het haar ook kwalijk, omdat zij achter mij stond.’ Verweerder heeft als reactie op deze verklaring geen nadere vragen gesteld. Dit terwijl verweerder vervolgens tegenwerpt dat eiseres niet inzichtelijk heeft gemaakt hoe haar echtgenoot achter de relatie is gekomen. Hiermee heeft verweerder onvoldoende zorgvuldig onderzocht of en gemotiveerd dat terugkeer naar Iran geen vrees voor vervolging, dan wel reëel risico op ernstige schade met zich mee kan brengen. Het bestreden besluit is op dit punt onvoldoende zorgvuldig voorbereid en onvoldoende gemotiveerd. Het beroep zal dan ook gegrond worden verklaard voor zover het de beoordeling van het vierde relevante element betreft.
16. Ten aanzien van de demonstraties die eiseres heeft bijgewoond benadrukt eiseres dat zij bij terugkeer risico’s loopt. Het standpunt van verweerder dat niet elke Iraniër die demonstreert bij terugkeer gevaar loopt komt niet overeen met pagina 40 van het Algemeen Ambtsbericht Iran 2021, daar staat namelijk dat een Iraniër die meedoet aan een demonstratie voor de Iraanse ambassade in [plaats 3] een strafzaak bij de revolutionaire rechtbank kan verwachten.
17. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich op het standpunt heeft mogen stellen dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij door deelname aan demonstraties alsnog in de (negatieve) belangstelling van de Iraanse autoriteiten is komen te staan. Niet aannemelijk is gemaakt dat de Iraanse autoriteiten alle demonstraties in het buitenland monitoren en iedere deelnemer hierop controleren.
18. De rechtbank komt tot de eindconclusie dat verweerder het vierde relevante element onvoldoende zorgvuldig heeft onderzocht en onvoldoende heeft gemotiveerd waarom het ongeloofwaardig wordt geacht. Het beroep is in zoverre gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit, voor zover daarbij is beoordeeld dat ongeloofwaardig wordt bevonden dat eisers wordt beschuldigd van overspel en daarom niet kan worden aangemerkt als vluchteling dan wel geen reëel risico op ernstige schade loopt bij terugkeer naar Iran. Verweerder dient een nieuw besluit te nemen en daarin een nieuwe beoordeling te maken van het vierde relevante element van het asielrelaas. De rechtbank ziet geen aanleiding om een bestuurlijke lus toe te passen, omdat dat naar het zich laat aanzien geen doelmatige en efficiënte afdoeningswijze zou inhouden aangezien eiseres aanvullend zal moeten worden gehoord. Verweerder zal een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van zes weken.
19. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.496,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van
€ 748,- en een wegingsfactor 1).