ECLI:NL:RBDHA:2021:17059
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van herhaalde asielaanvraag van Syrische nationaliteit op grond van artikel 1F van het Vluchtelingenverdrag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 21 december 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de aanvraag van een Syrische eiser voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Eiser had eerder, op 29 juni 2018, een asielaanvraag ingediend die was afgewezen op grond van artikel 1F van het Vluchtelingenverdrag, wat leidde tot een inreisverbod van tien jaar. Eiser heeft op 3 augustus 2021 een nieuwe aanvraag ingediend, vergezeld van een document dat volgens hem een arrestatiebevel is, en dat zou aantonen dat hij niet kan terugkeren naar Syrië vanwege het risico op een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze herhaalde aanvraag echter niet-ontvankelijk verklaard, omdat het overgelegde document geen nieuw bewijs zou opleveren dat de eerdere beslissing zou kunnen veranderen.
De rechtbank heeft de zaak op 14 december 2021 behandeld, waarbij eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris de aanvraag niet-ontvankelijk had kunnen verklaren, omdat het nieuwe document geen nieuwe informatie bevatte die zou kunnen leiden tot een ander oordeel over de toepassing van artikel 1F van het Vluchtelingenverdrag. De rechtbank concludeerde dat de eerdere afwijzing van de asielaanvraag en het opgelegde inreisverbod in rechte vaststonden en dat de staatssecretaris terecht had geoordeeld dat de aanvraag niet inhoudelijk beoordeeld hoefde te worden. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees de proceskostenveroordeling af.