Overwegingen
1. Eiseres is geboren op [geboortedatum] 1995 en heeft de Indonesische nationaliteit. Zij heeft op 4 september 2020 een visum kort verblijf aangevraagd om haar in Nederland wonende partner, de heer [A] (referent), te bezoeken.
Procesbelang bij het beroep tegen het ingetrokken besluit van 16 november 2020
2. Eiseres heeft per brief van 14 januari 2021 medegedeeld dat zij haar beroep tegen het besluit van 16 november 2020, dat inmiddels was ingetrokken, handhaaft. Eiseres verzoekt om vernietiging van het ingetrokken besluit, omdat verweerder in strijd zou hebben gehandeld met artikel 6:6 j.o. artikel 7:4, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
3. Voor zover het beroep 20/8616 is gericht tegen het ingetrokken besluit, oordeelt de rechtbank dat het niet-ontvankelijk is. Op grond van artikel 6:19, zesde lid, van de Awb kan een ingetrokken besluit worden vernietigd indien de indiener van het beroepschrift daarbij belang heeft. Ter zitting heeft eiseres aangegeven dat zij zich op dit punt refereert aan het oordeel van de rechtbank. Mede in aanmerking genomen dat verweerder bij de intrekking van het besluit proceskosten en griffiekosten heeft aangeboden, oordeelt de rechtbank dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij belang heeft bij vernietiging van het ingetrokken besluit.
Procesbelang bij het beroep 21/1752
4. Eiseres voert aan dat zij opnieuw beroep heeft ingesteld, omdat zij de inschatting maakte dat het bezwaar ongegrond zou worden verklaard.
5. De rechtbank oordeelt als volgt. Het beroep 20/8616 heeft van rechtswege mede betrekking op het bestreden besluit van 20 februari 2021. Dit besluit vervangt immers het ingetrokken besluit van 16 november 2020.Aangezien het niet mogelijk is om tweemaal tegen hetzelfde besluit beroep in te stellen zal de rechtbank dit beroep niet-ontvankelijk verklaren.
6. Verweerder heeft aan de afwijzing ten grondslag gelegd dat eiseres als derdelander vanwege de coronapandemie kan worden beschouwd als een gevaar voor de volksgezondheid. Verweerder heeft in dit kader een ruime beoordelingsmarge. Het beroep van eiseres op de regeling langeafstandsrelaties (LDR) leidt volgens verweerder niet tot een ander oordeel, aangezien de regeling per 23 januari 2021 is opgeschort. Bovendien stelt verweerder dat eiseres en referent geen succesvol beroep konden doen op de uitzondering in de regeling, omdat zij niet aan de vereisten voldoen. Verder heeft verweerder de aanvraag afgewezen op grond van vestigingsgevaar vanwege de geringe sociale en economische binding met het land van herkomst.
7. Eiseres voert aan dat verweerder buiten de grenzen van het geschil is getreden door in het besluit op bezwaar een nieuwe afwijzingsgrond te betrekken die in het primaire besluit niet is genoemd, namelijk het gevaar voor de volksgezondheid.
8. Verweerder is bevoegd in het kader van de volledige heroverweging in bezwaar om een nieuwe afwijzingsgrond aan het besluit ten grondslag te leggen.
9. Vanwege de wereldwijde corona pandemie geldt er een Europees inreisverbod voor niet-EU-reizigers. Eiseres komt niet uit een land komt dat is gekwalificeerd als een veilig land of gebied met een laag COVID-19-risico, waarvoor het EU-inreisverbod niet geldt. Zij valt ook niet onder een van de uitzonderingscategorieën, aangezien zij geen essentieel beroep heeft. De rechtbank stelt vast dat gevaar voor de volksgezondheid een dwingende afwijzingsgrond is. Aangezien eiseres niet onder één van de uitzonderingscategorieën op het inreisverbod valt, moest verweerder de visumaanvraag dan ook afwijzen vanwege gevaar voor de volksgezondheid. Op grond van artikel 32, eerste lid, van de Visumcode moet het visum al worden geweigerd als één weigeringsgrond van toepassing is. Om die reden behoeven de andere weigeringsgronden, waaronder het vestigingsgevaar, geen beoordeling. De beroepsgrond slaagt niet.
10. Eiseres voert verder aan dat uit de informatie van de Consulaire Service Organisatie (CSO) blijkt dat de visumaanvraag afgewezen is omdat er geen persoonlijke ontmoeting is geweest tussen referent en eiseres.
11. Het mailverkeer met het consulaat waar eiseres naar verwijst gaat over een verzoek om informatie van eiseres. De mail van het consulaat is geen besluit. De beroepsgrond slaagt dus niet.
Regeling langeafstandsrelaties
12. Verder voert eiseres aan dat verweerder het beroep op de LDR ten onrechte ongegrond heeft verklaard. Eiseres valt onder deze uitzonderingsregeling op het inreisverbod voor niet-essentiële reizen, die ten behoeve van de coronapandemie was ingesteld. Zij vormt dus geen gevaar voor de volksgezondheid. In dit kader doet eiseres ook een beroep op het gelijkheidsbeginsel, aangezien er in een vergelijkbare zaak wel een visum is verleend op grond van de LDR, terwijl eiseres en referent elkaar ook nooit hadden gezien
13. De rechtbank stelt vast dat de LDR ten tijde van het bestreden besluit was opgeschort. Verder is de rechtbank van oordeel dat verweerder heeft mogen concluderen dat de situatie van eiseres en referent niet valt onder deze regeling. Gemachtigde heeft ter zitting erkend dat referent en eiseres elkaar nog nooit in persoon hebben ontmoet, wat een van de voorwaarden is. De beroepsgrond slaagt niet.
14. Uit de stukken die eiseres heeft overgelegd in het kader van het gelijkheidsbeginsel betreffende [B] kan de rechtbank niet afleiden dat die zaak vergelijkbaar is. Dat in het kader van een Working Holiday programma visa zouden worden verstrekt maakt het ook niet anders, aangezien dat niet gaat over gelijke gevallen. Ter zitting is er door eiseres nog gewezen op de uitzondering die wordt gemaakt voor culturele uitwisselingsprogramma’s. Dit maakt het oordeel van de rechtbank niet anders. Het gaat hierbij namelijk om een geheel ander toetsingskader en het betreft evenmin gelijke gevallen.
15. Tot slot stelt eiseres dat verweerder haar ten onrechte niet heeft gehoord in bezwaar en het bezwaar niet als kennelijk ongegrond had mogen afdoen.
16. De rechtbank overweegt dat onder meer van het horen kan worden afgezien indien er, naar objectieve maatstaven bezien, op voorhand redelijkerwijs geen twijfel over mogelijk is dat de bezwaren niet kunnen leiden tot een ander besluit.Gelet op wat hiervoor is overwogen bestond er redelijkerwijs geen twijfel over de conclusie dat het bezwaar van eiseres ongegrond was. Van een schending van de hoorplicht is dan ook geen sprake.
17. Het beroep 21/1752 en het beroep 20/8616, voor zover gericht tegen het ingetrokken besluit van 16 november 2020, zijn niet-ontvankelijk. Het beroep 20/8616, voor zover gericht tegen het besluit van 20 februari 2021, is ongegrond.
18. Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding