ECLI:NL:RBDHA:2021:17032
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in asielprocedure met niet-ontvankelijk verklaring
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 31 december 2021 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening van een asielzoeker. De verzoekster had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, maar deze was door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 26 november 2021 niet-ontvankelijk verklaard. De verzoekster heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat het beroep is doorverwezen naar de meervoudige kamer en dat er geen zitting zal plaatsvinden. De voorzieningenrechter heeft overwogen dat op grond van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een voorlopige voorziening kan worden getroffen indien onverwijlde spoed dat vereist. De opvolgende asielaanvraag van verzoekster was afgewezen omdat er geen nieuwe elementen of bevindingen waren die relevant waren voor de beoordeling. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat het belang van verzoekster om de uitkomst van het beroep in Nederland af te wachten zwaarder weegt dan het belang van de verweerder bij handhaving van het bestreden besluit. Daarom is het verzoek om voorlopige voorziening toegewezen, het bestreden besluit geschorst en is bepaald dat verzoekster niet mag worden uitgezet totdat op het beroep is beslist. De uitspraak is gedaan door mr. G.P. Loman, in aanwezigheid van griffier mr. E. Kersten, en is op 16 december 2021 bekendgemaakt.