ECLI:NL:RBDHA:2021:17025

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 december 2021
Publicatiedatum
2 september 2022
Zaaknummer
NL21.12620
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening visum kort verblijf wegens gebrek aan spoedeisend belang

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 29 december 2021 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening. Verzoekster, de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, had een aanvraag voor een visum kort verblijf ingediend, welke door verweerder was afgewezen in een besluit van 20 april 2021. Het bezwaar tegen deze afwijzing werd in een besluit van 5 juli 2021 ongegrond verklaard. Hierop heeft verzoekster beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek op zitting behandeld, waarbij verzoekster werd vertegenwoordigd door mr. C.T.W. van Dijk. Verweerder was afwezig, maar had zich afgemeld. De voorzieningenrechter heeft overwogen dat er geen sprake was van een spoedeisend belang. Verzoekster had aangevoerd dat zij en haar man elkaar al twee jaar niet hadden gezien, wat voor wrijving in hun relatie zorgde. De voorzieningenrechter oordeelde echter dat dit enkele feit niet voldoende was om te concluderen dat er een spoedeisend belang bestond voor het verlenen van een visum.

Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen en aangegeven dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en bekendgemaakt op 31 december 2021. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht zaaknummer: NL21.12620
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[verzoekster] , verzoekster

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. D.W.M. van Erp),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: K. Kana).

Procesverloop

In het besluit van 20 april 2021 (primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres voor een visum kort verblijf afgewezen.
In het besluit van 5 juli 2021 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van verzoekster tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Verzoekster heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Zij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek, tezamen met de zaak NL21.12619, op 29 december 2021 op zitting behandeld. Verzoekster heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. C.T.W. van Dijk, als waarnemer van haar gemachtigde. Verweerder is, met bericht van verhindering, niet verschenen.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.

Overwegingen

1. De voorzieningenrechter van de bestuursrechter die bevoegd is in de hoofdzaak kan op verzoek een voorlopige voorziening treffen als er onverwijlde spoed is, gelet op de betrokken belangen.1
1. Op grond van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2. Ten aanzien van het vereiste van onverwijlde spoed heeft verzoeker aangevoerd dat hij en zijn vrouw elkaar al twee jaar niet hebben gezien en dit voor wrijving in de relatie zorgt.
3. De voorzieningenrechter oordeelt dat spoedeisend belang ontbreekt. Het enkele feit dat eiseres en haar man elkaar twee jaar niet hebben gezien is uiteraard vervelend, maar dat betekent niet dat verweerder in de vorm van een voorlopige voorziening een visum hoeft te verlenen. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om die reden af.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 29 december 2021 door mr. J.G. Nicholson, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. S. Bazaz, griffier.
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op:
31 december 2021

Documentcode: [documentcode]

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.