ECLI:NL:RBDHA:2021:16995

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 december 2021
Publicatiedatum
29 augustus 2022
Zaaknummer
NL21.16729
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijk verklaring asielaanvraag en interstatelijk vertrouwensbeginsel in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 9 december 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de asielaanvraag van een Nigeriaanse eiseres en haar minderjarige kinderen. De eiseres had op 24 juli 2021 in Nederland een asielaanvraag ingediend, maar de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid verklaarde deze aanvraag op 22 oktober 2021 niet-ontvankelijk. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 2 december 2021, waarbij de eiseres werd bijgestaan door haar gemachtigde en een tolk. De rechtbank overwoog dat Italië aan de eiseres internationale bescherming had verleend, geldig tot 17 december 2022, en dat er geen aanleiding was voor de Staatssecretaris om nader onderzoek te verrichten naar de verblijfsstatus van de eiseres en haar kinderen. De rechtbank concludeerde dat de eiseres en haar kinderen rechtmatig verblijf in Italië hebben en dat de aanvraag terecht niet-ontvankelijk was verklaard. De rechtbank oordeelde dat de eiseres niet aannemelijk had gemaakt dat zij niet naar Italië kon terugkeren en dat de rechten die voortvloeien uit haar verblijfsstatus in Italië zelf door haar geëffectueerd dienden te worden. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees een proceskostenveroordeling af.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Amersfoort Bestuursrecht zaaknummer: NL21.16729
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiseres] , eiseres mede name ns haar minderjarige kinderen [minderjarige 1] ,
[minderjarige 2] , [minderjarige 3] en
[minderjarige 4],
V-nummers: [V-nummer 1] , [V-nummer 2] , [V-nummer 3] , [V-nummer 4] , [V-nummer 5]
(gemachtigde: mr. H. Meijerink), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. M.A.M. Jansen).

Procesverloop

Bij besluit van 22 oktober 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure niet-ontvankelijk verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep, samen met het verzoek om een voorlopige voorziening NL21.16730, op 2 december 2021 op zitting behandeld. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Als tolk is verschenen M. Nsie. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiseres is van Nigeriaanse nationaliteit en geboren op [geboortedatum] 1992. Eiseres heeft op 24 juli 2021 in Nederland een asielaanvraag ingediend. Uit onderzoek is gebleken dat Italië aan eiseres internationale bescherming heeft verleend, geldig tot 17 december 2022. Verweerder heeft de aanvraag daarom niet-ontvankelijk verklaard en eiseres opgedragen onmiddellijk naar Italië te gaan.
2. Ter onderbouwing van haar beroep voert eiseres aan dat verweerder moet onderzoeken of zij en haar twee oudste kinderen daadwerkelijk verblijfsrecht hebben in Italië. Volgens eiseres is onvoldoende dat de Italiaanse autoriteiten hebben aangegeven dat
eiseres in Italië verblijfsrecht heeft, omdat zij haar verblijfsdocument niet teruggekregen van de Italiaanse autoriteiten. Verder voert eiseres aan dat haar man geen rechtmatig verblijf in Italië heeft en dat het gezin uit elkaar zal worden gehaald als zij met haar kinderen terug moet naar Italië. Verweerder had volgens eiseres moeten onderzoeken of het mogelijk is om het gezin bij elkaar te houden in het kader van artikel 8 van het EVRM1.
3. Ten aanzien van deze beroepsgronden overweegt de rechtbank het volgende.
4. Gelet op de inhoud van de brief van de Italiaanse autoriteiten van 24 september 2021, bestaat geen grond voor het oordeel dat verweerder nader onderzoek had moeten verrichten naar de verblijfsstatus van eiseres of haar twee oudste kinderen. De Italiaanse autoriteiten hebben zonder enig voorbehoud medegedeeld dat zij eiseres als vluchteling hebben erkend en dat haar verblijfsdocument geldig is tot 17 december 2022. Verweerder heeft dus kunnen volstaan met de beantwoording van de vraag of eiseres internationale bescherming geniet.2 Daar doet niet aan af dat eiseres haar verblijfsdocument niet zou hebben teruggekregen van de Italiaanse autoriteiten. Een internationale beschermingsstatus eindigt namelijk alleen na een individuele beoordeling.3 Niet is gebleken dat de aan eiseres verleende bescherming door de Italiaanse autoriteiten is ingetrokken. In de brief van 25 november 2021 hebben de Italiaanse autoriteiten (nogmaals) bevestigd dat ook de vier kinderen van eiseres rechtmatig verblijf in Italië hebben.
5. Ten aanzien van de echtgenoot van eiseres overweegt de rechtbank het volgende. De asielaanvraag van de echtgenoot van eiseres is nog in behandeling. Hij heeft op dit moment geen duurzaam rechtmatig verblijf in Nederland. Om die reden is er voor verweerder geen aanleiding om te beoordelen of eiseres een aanspraak kan maken op het recht op het gezinsleven met haar echtgenoot in Nederland. Het vertrek van eiseres en haar kinderen uit Nederland zal ertoe leiden dat zij fysiek gescheiden zullen worden van hun echtgenoot en vader. Deze omstandigheid staat evenwel niet in de weg aan de aanzegging dat eiseres en de kinderen Nederland dienen te verlaten en dat zij naar Italië dienen te gaan.
6. Eiseres voert verder aan dat ze niet naar Italië terug kan, omdat ze wordt bedreigd door een mensensmokkelaar die stelt contacten te hebben bij de Italiaanse autoriteiten. Eiseres durft daarom geen hulp te vragen bij deze autoriteiten. Ook stelt eiseres dat zij niet terug kan naar Italië. Zij en haar kinderen zullen daar geen huisvesting, werk, toegang tot gezondheidszorg of andere voorzieningen krijgen. Dit hangt volgens eiseres samen met de omstandigheid dat zij niet (meer) beschikt over haar Italiaanse verblijfsdocument. Eiseres heeft geprobeerd haar verblijfsdocument van de Italiaanse autoriteiten terug te krijgen, maar dat is niet gelukt.
7. Uitgangspunt is dat verweerder er op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel van mag uitgaan dat Italië zijn verdragsverplichtingen zal nakomen.4 Van eiseres mag worden verwacht dat zij bescherming inroept bij de autoriteiten in Italië
1. Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
2 Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 18 februari 2016 (ECLI:NL:RVS:2016:510).
3 Zie de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 18 juli 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:2484) en 17 juni 2020 (ECLI:NL:RVS:2020:1385).
4 Zie de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Dordrecht, van 29 september 2020 (ECLI:NL:RBROT:2020:8506).
voor de problemen die zij stelt te hebben (gehad) met de mensensmokkelaar. Uit het verlenen van een status blijkt namelijk de intentie van de Italiaanse autoriteiten om eiseres te beschermen. Bij (dreigende) problemen in Italië, kan eiseres de adequate bescherming inroepen van de (hogere) autoriteiten van Italië of van andere daarvoor aangewezen instanties. Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat dit in haar geval niet mogelijk of zinledig zal zijn.5
8. Van eiseres mag verder worden verwacht dat zij de rechten die voortvloeien uit haar verblijfsstatus in Italië zelf zal effectueren en dat zij zich bij problemen wendt tot de Italiaanse autoriteiten. Statushouders hebben in Italië formeel gezien in gelijke mate toegang tot werk, huisvesting, onderwijs, gezondheidszorg en sociale voorzieningen als Italiaanse staatsburgers.6 Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat dit voor haar anders is.
9. Eiseres komt niet in aanmerking voor toelating op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of b, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
10. De aanvraag is terecht niet-ontvankelijk verklaard. Het beroep is ongegrond.
11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van mr. L.L. Hol, griffier.
5 Zie de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Roermond van 11 december 2017 (ECLI:NL:RBLIM:2017:12105).
6 Zie de uitspraak van de Afdeling van 30 mei 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:1794).
De uitspraak is uitgesproken en bekendgemaakt op:
09 december 2021
en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
Mr. R.J.A. Schaaf L.L. Hol
Rechter Griffier
Rechtbank Midden-Nederland Rechtbank Midden-Nederland
Documentcode: [documentcode]
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling
bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.