Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[eiser] , eiser V-nummer: [V-nummer]
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 december 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van een eiser van Poolse nationaliteit. De eiser had tegen het besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid beroep ingesteld, waarin hem op grond van artikel 59 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) de maatregel van bewaring was opgelegd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser geen rechtsmiddelen had aangewend tegen een eerder besluit van 15 oktober 2021, waarin een vertrektermijn van vier weken was opgelegd. Hierdoor stond dit besluit in rechte vast en kon de rechtmatigheid ervan niet meer worden getoetst in de onderhavige procedure.
De rechtbank oordeelde dat de beroepsgrond van de eiser, die stelde dat de vertrektermijn niet korter mocht zijn dan één maand volgens de Verblijfsrichtlijn, niet slaagde. De rechtbank merkte op dat de maatregel van bewaring was opgelegd omdat er een risico bestond dat de eiser zich aan het toezicht zou onttrekken. De rechtbank concludeerde dat de zware en lichte gronden die door de Staatssecretaris waren aangevoerd, voldoende waren om de maatregel te rechtvaardigen. Het beroep van de eiser werd ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen.
De uitspraak werd gedaan door rechter S.G.M. van Veen, in aanwezigheid van griffier E. Mulder, en werd openbaar gemaakt op rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.