ECLI:NL:RBDHA:2021:16980
Rechtbank Den Haag
- Proces-verbaal
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verblijfsvergunning op basis van gezinsleven en belangenafweging
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 15 december 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de afwijzing van een aanvraag voor een verblijfsvergunning door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiseres, een vrouw van Dominicaanse nationaliteit, had verzocht om wijziging van haar verblijfsvergunning naar het doel 'verblijf als familie- of gezinslid bij haar zoon [A]'. De aanvraag werd afgewezen op 15 januari 2021, en het bezwaar tegen deze afwijzing werd op 28 juli 2021 ongegrond verklaard. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld, maar is niet verschenen op de zitting. De rechtbank heeft de zaak behandeld en geconcludeerd dat de afwijzing van de aanvraag niet in strijd is met artikel 8 van het EVRM, dat het recht op gezinsleven beschermt.
De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van gezinsleven tussen eiseres en haar zoon [A], die zowel de Dominicaanse als de Amerikaanse nationaliteit heeft en verblijfsrecht in Nederland. De rechtbank heeft de belangenafweging van verweerder beoordeeld, waarbij de belangen van eiseres en haar zoon om in Nederland te blijven zijn afgewogen tegen de belangen van de Nederlandse overheid. Verweerder heeft in zijn overwegingen meegenomen dat eiseres een inkomen heeft en langere tijd rechtmatig in Nederland verblijft, maar ook dat er geen objectieve belemmeringen zijn om het gezinsleven in de Dominicaanse Republiek of de Verenigde Staten uit te oefenen.
De rechtbank oordeelt dat de beroepsgronden van eiseres niet slagen, en dat de belangenafweging in het nadeel van eiseres uitvalt. De rechtbank heeft ook het beroep op het IVRK en het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie verworpen, omdat deze elementen reeds waren betrokken bij de toets aan artikel 8 van het EVRM. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en er bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt op 16 december 2021.