ECLI:NL:RBDHA:2021:16979
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in vreemdelingenrechtelijke zaak
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 15 december 2021 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoekster, die een aanvraag had ingediend voor het wijzigen van het doel van haar verblijfsvergunning naar 'Verblijf als familie- of gezinslid bij [A]', kreeg te maken met een afwijzing van deze aanvraag door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Het primaire besluit, dat op 15 januari 2021 werd genomen, werd door de Staatssecretaris afgewezen, en het bezwaar van verzoekster tegen dit besluit werd ongegrond verklaard in het bestreden besluit van 28 juli 2021.
Verzoekster heeft vervolgens beroep ingesteld tegen het bestreden besluit en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op zitting behandeld, maar verzoekster is niet verschenen, terwijl de Staatssecretaris zich liet vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, onder verwijzing naar de uitspraak die op dezelfde dag in de hoofdzaak is gedaan. Aangezien de rechtbank in de hoofdzaak uitspraak had gedaan, was een voorlopige voorziening niet meer nodig. Tevens werd er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is openbaar gemaakt op 15 december 2021 en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.