ECLI:NL:RBDHA:2021:16966
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in asielzaken
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 1 december 2021 uitspraak gedaan in de zaken NL21.16889, NL21.16891 en NL21.16893. Verzoekers, van Armeense nationaliteit, hadden een verzoek ingediend om een voorlopige voorziening in het kader van hun beroep tegen de afwijzing van hun aanvragen voor een verblijfsvergunning asiel. De aanvragen waren door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 20 oktober 2021 afgewezen als kennelijk ongegrond. Verzoekers hebben hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De zitting vond plaats op 16 november 2021, waar verzoekers, bijgestaan door hun gemachtigde mr. J.J.F.M. van Raak, aanwezig waren. De verweerder, vertegenwoordigd door mr. L. Sinoo, heeft een verweerschrift ingediend. Tijdens de zitting is ook een tolk, T. Gasparyan, aanwezig geweest. De rechtbank heeft op dezelfde dag uitspraak gedaan in de aan de voorlopige voorziening gerelateerde beroepen, waardoor de noodzaak voor een voorlopige voorziening kwam te vervallen.
De voorzieningenrechter heeft de verzoeken om voorlopige voorziening afgewezen, met de overweging dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. J.H. Lange, in aanwezigheid van griffier mr. R.G. Kamphof. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.