ECLI:NL:RBDHA:2021:16936
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag met verwijzing naar verantwoordelijkheidsbeginsel Roemenië
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 21 september 2021 uitspraak gedaan in het kader van een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, maar deze aanvraag werd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet in behandeling genomen. De reden hiervoor was dat Roemenië verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de asielaanvraag van verzoeker. Verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De zitting vond plaats op 14 september 2021, waarbij verzoeker werd bijgestaan door zijn gemachtigde, mr. A.H. Hekman, en een tolk, A. Karim. De Staatssecretaris werd vertegenwoordigd door mr. AM.H. van de Wal. Tijdens de zitting werd ook een andere zaak, NL21.13434, behandeld. De voorzieningenrechter heeft in deze uitspraak geoordeeld dat, gezien de uitspraak in de andere zaak, een voorlopige voorziening niet meer nodig was. Daarom werd het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen.
De voorzieningenrechter heeft ook overwogen dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt op rechtspraak.nl en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.