ECLI:NL:RBDHA:2021:16926

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 oktober 2021
Publicatiedatum
22 augustus 2022
Zaaknummer
NL21.9571
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op basis van lesbische gerichtheid en geloofwaardigheid van verklaringen

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 26 oktober 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij eiseres, een Ugandese vrouw, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De aanvraag werd afgewezen door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, omdat de rechtbank van oordeel was dat de lesbische gerichtheid van eiseres niet geloofwaardig was. Eiseres had aangevoerd dat zij niet kon terugkeren naar Uganda vanwege haar seksuele geaardheid, en dat zij in het verleden was mishandeld door haar echtgenoot na ontdekking van haar relatie met een vrouw. De rechtbank oordeelde dat eiseres onvoldoende inzicht had gegeven in haar persoonlijke ervaringen en gevoelens omtrent haar lesbische gerichtheid. De rechtbank stelde vast dat de verklaringen van eiseres summier en oppervlakkig waren, en dat zij niet voldoende had onderbouwd waarom zij vreesde voor vervolging bij terugkeer naar Uganda. De rechtbank concludeerde dat het bestreden besluit van de Staatssecretaris niet onrechtmatig was en verklaarde het beroep ongegrond. Eiseres had ook geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL21.9571
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 oktober 2021 in de zaak tussen
[eiseres], V-nummer: [v-nummer] , eiseres (gemachtigde: mr. M.L. Hoogendoorn),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: D. Berben).

Procesverloop

Bij besluit van 4 juni 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres van 2 november 2019 tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 14 september 2021 op zitting behandeld. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Als tolk is verschenen A.M. Nakamya. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiseres heeft de Ugandese nationaliteit en is geboren op [1982] .
2. Eiseres heeft aan haar asielaanvraag ten grondslag gelegd dat zij niet kan terugkeren naar haar land van herkomst vanwege haar seksuele gerichtheid. In februari 2019 is eiseres door haar toenmalige echtgenoot mishandeld, nadat hij haar had betrapt met haar werkster, [A] . Eiseres vreest bij terugkeer mishandeld of gedood te worden door haar toenmalige echtgenoot of haar vader, omdat haar lesbische gerichtheid niet wordt geaccepteerd in het land van herkomst.
Het bestreden besluit
3. Het asielrelaas van eiseres bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
1. Identiteit, nationaliteit en herkomst;
2. lesbische gerichtheid;
3. problemen ondervonden door haar lesbische gerichtheid.
Verweerder stelt zich op het standpunt dat relevant element 1 geloofwaardig is. De relevante elementen 2 en 3 worden niet geloofwaardig geacht. Volgens verweerder heeft eiseres haar eigen ervaringen en persoonlijke beleving van haar lesbische gerichtheid niet voldoende inzichtelijk gemaakt. De verklaringen van eiseres hieromtrent zijn summier en oppervlakkig. Van eiseres mag worden verwacht dat zij meer concreet en gedetailleerd kan verklaren over het ontstaan van haar gevoelens voor vrouwen en over haar relatie met [A] , die meerdere jaren heeft geduurd. In haar zienswijze heeft eiseres aangegeven nu een relatie te hebben met [B] , van wie ook een verklaring is overgelegd. In het nadere gehoor heeft eiseres echter de vraag of zij een relatie heeft ontkennend beantwoord, wat verdere afbreuk doet aan de geloofwaardigheid van haar verklaringen. Daarnaast zijn de verklaringen van eiseres over vervolgingen van homoseksuelen in Uganda en de positie van LHBTI’s in Nederland summier en betreft het informatie die gemakkelijk te achterhalen is. Daarbij hecht verweerder geen waarde aan de brief van [stichting] , omdat geen inzicht wordt gegeven in de seksuele gerichtheid van eiseres. De stelling dat eiseres niet kan terugkeren naar Uganda omdat de lokale overheid op de hoogte is van de seksuele gerichtheid van eiseres, acht verweerder ook ongeloofwaardig. Tot slot doet de verklaring van eiseres dat zij uit Uganda vertrokken is voor een zakelijke reis naar Londen, maar vervolgens in Nederland asiel heeft aangevraagd, afbreuk aan de gestelde behoefte aan bescherming.
Het asielrelaas
4. Eiseres voert aan dat het bestreden besluit onzorgvuldig is voorbereid en onvoldoende is gemotiveerd. Eiseres heeft wel degelijk voldoende duidelijk en consistent verklaard over haar lesbische gerichtheid en haar relatie met [A] . Verder heeft eiseres gedurende het nadere gehoor te horen gekregen dat wat zij verklaarde, voldoende was. Eiseres stelt bovendien dat zij in het nadere gehoor wel heeft benoemd dat zij een nieuwe relatie heeft, maar dit is door verweerder niet in het verslag opgenomen. Tot slot voert eiseres aan dat verweerder in strijd handelt met werkinstructie 2019/17 door geen waarde te hechten aan de brief van [stichting] en de verklaring van haar huidige vriendin.
5. De rechtbank is van oordeel dat verweerder niet ten onrechte de lesbische gerichtheid van eiseres ongeloofwaardig heeft geacht en overweegt daartoe als volgt.
6. Verweerder heeft niet ten onrechte vastgesteld dat eiseres summier en oppervlakkig heeft verklaard over haar persoonlijke ervaringen rondom de ontdekking van haar seksuele geaardheid. De rechtbank stelt daarbij voorop dat het aan eiseres is om haar vluchtmotieven duidelijk naar voren te brengen en niet aan verweerder om deze nader aan het licht te brengen.1 Hoewel eiseres enig inzicht heeft verschaft over het ontstaan van haar gevoelens voor vrouwen, heeft verweerder de verklaringen daarover onvoldoende mogen achten. Van eiseres mag worden verwacht dat zij diepgaandere en meer inzichtelijke verklaringen kan afleggen over haar gevoelens en gedachten toen zij zich zou hebben gerealiseerd dat zij lesbisch was. Eiseres heeft aangegeven dat zij zestien of zeventien jaar oud was toen zij zich realiseerde dat zij lesbisch was, omdat zij een zangeres, [C] , aantrekkelijk vond en zichzelf met haar samen zag. Daarnaast heeft eiseres verklaard dat zij op haar dertiende haar buurmeisje aantrekkelijk vond. Hiermee heeft eiseres niet duidelijk gemaakt waar de gevoelens die eiseres had voor vrouwen uit bestonden en wat die voor haar betekenden.
Verder heeft eiseres pas in beroep een eigen verklaring overgelegd waarin zij haar gevoelens voor en ervaringen met [D] , een vroegere vriendin, deelt. De rechtbank volgt verweerder in zijn standpunt dat eiseres in het nadere gehoor al voldoende gelegenheid heeft gekregen om haar ervaringen op dat moment naar voren te brengen. Aangezien eiseres haar ervaringen met [D] niet in het nadere gehoor heeft benoemd, doet dit verdere afbreuk aan de geloofwaardigheid van de verklaringen van eiseres.
7. Verder heeft verweerder van belang mogen achten dat eiseres summier en oppervlakkig heeft verklaard over de relatie met [A] . Zo blijft eiseres vaag en summier over de manier waarop haar vriendschap met [A] uiteindelijk een relatie is geworden. Eiseres heeft verklaard dat zij in de periode van 2014 tot 2016 een vriendschappelijke relatie hadden die omsloeg naar een liefdesrelatie in de periode van 2016 tot 2019. De verklaring dat zij [A] de eerste twee jaar versierde door cadeaus en extra geld te geven, geeft geen inzicht in het ontstaan van een liefdesrelatie. Van eiseres mag worden verwacht dat zij hier meer concreet en inzichtelijker kan verklaren, aangezien de liefdesrelatie drie jaar heeft geduurd. De verklaringen van eiseres dat zij gedurende de relatie samen activiteiten hebben ondernomen en zij goede momenten hadden samen, geeft weinig inzicht in hun liefdesrelatie. Dit heeft verweerder onvoldoende mogen achten. Ook over de liefdesrelatie van eiseres met [E] , die bij aankomst in Nederland is ontstaan, heeft verweerder kunnen besluiten dat eiseres hierover onvoldoende heeft verklaard. De enkele verklaring dat [E] aardig en zorgzaam was en zij samen over hun problemen konden praten, geeft weinig inzicht in hun relatie.
8. Verweerder heeft ook niet ten onrechte gesteld dat eiseres ongerijmd heeft verklaard over haar huidige relatie met [B] . De rechtbank ziet niet in waarom deze relatie niet eerder in de procedure is benoemd. De stelling van eiseres dat ze het wel in het nadere gehoor zou hebben benoemd, maar niet is genoteerd, kan de rechtbank niet volgen. Eiseres heeft namelijk in haar zienswijze op het voornemen verklaard dat ze de vraag of zij op dit moment een relatie heeft ontkennend beantwoord, omdat zij niet zeker wist of [B] wilde dat ze de relatie zou benoemen. Dit doet afbreuk aan de geloofwaardigheid van de verklaringen van eiseres. Verweerder heeft om die reden minder waarde hoeven toekennen aan de overgelegde verklaring van de vriendin van eiseres. Daarbij acht de rechtbank van belang dat eiseres de mogelijkheid heeft gehad om haar verklaringen in het nadere gehoor aan te vullen in de correcties- en aanvullingen daarop, maar deze mogelijkheid heeft eiseres daarvoor niet gebruikt.
9. Tot slot is de rechtbank van oordeel dat verweerder niet ten onrechte de brief van [stichting] enkel als ondersteunend bewijs van de gestelde geaardheid ziet. Het is namelijk aan eiseres om zelf overtuigende verklaringen van haar gestelde geaardheid af te leggen. De brief is niet opgesteld op basis van eigen waarnemingen en geeft verder geen inzicht in de concrete gedragingen van eiseres. Het enkel bijwonen van en deelnemen aan activiteiten van LHBTI-organisaties, is onvoldoende om de seksuele gerichtheid van eiseres te onderbouwen. Gelet op het voorgaande, heeft verweerder niet in strijd gehandeld met werkinstructie 2019/17.
Conclusie
10. Ook wat verder is aangevoerd, leidt niet tot het oordeel dat het bestreden besluit onrechtmatig is. Verweerder heeft de aanvraag terecht afgewezen als ongegrond. Het beroep is ongegrond.
11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.M. Reijnierse, rechter, in aanwezigheid van mr. Z.E.M. van der Maas, griffier.
De uitspraak is uitgesproken en bekendgemaakt op:
en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.