ECLI:NL:RBDHA:2021:16920

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 december 2021
Publicatiedatum
22 augustus 2022
Zaaknummer
NL21.18485
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongegrondverklaring beroep tegen maatregel van bewaring in vreemdelingenzaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 8 december 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van een eiser van Spaanse nationaliteit. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 25 november 2021 de maatregel van bewaring opgelegd op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, dat tevens als verzoek om schadevergoeding moet worden aangemerkt. Tijdens de zitting op 6 december 2021, waar eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk, heeft de rechtbank de zaak behandeld.

De rechtbank overweegt dat de Staatssecretaris voldoende gronden heeft aangevoerd voor de maatregel van bewaring, waaronder het risico dat eiser zich aan het toezicht zou onttrekken. Eiser betwistte enkele gronden van de maatregel, maar de rechtbank oordeelt dat de niet-betwiste gronden al voldoende zijn om de maatregel te rechtvaardigen. Eiser stelde dat een lichter middel, zoals een meldplicht, had kunnen worden opgelegd, maar de rechtbank oordeelt dat de Staatssecretaris deugdelijk heeft gemotiveerd waarom dit niet is gedaan. Eiser had immers geen rechtmatig verblijf meer in Nederland en had geen gevolg gegeven aan de aanzegging om Nederland te verlaten.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst ook het verzoek om schadevergoeding af. Er bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl en kan binnen een week na bekendmaking worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL21.18485
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. S. Faber), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. H. Remerie).

Procesverloop

Bij besluit van 25 november 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
De rechtbank heeft het beroep op 6 december 2021 met behulp van een beeldverbinding op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen mevrouw A.M. van den Berg- Barrio Y Mendez. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt van Spaanse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [1990].
2. In de maatregel van bewaring heeft verweerder overwogen dat de openbare orde de maatregel vordert, omdat het risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken en eiser de voorbereiding van het vertrek of de uitzettingsprocedure ontwijkt of belemmert. Verweerder heeft als zware gronden1 vermeld dat eiser:
3c. eerder een visum, besluit, kennisgeving of aanzegging heeft ontvangen waaruit de plicht
Nederland te verlaten blijkt en hij daaraan niet uit eigen beweging binnen de daarin besloten of gestelde termijn gevolg heeft gegeven;
3f. zich zonder noodzaak heeft ontdaan van zijn reis- of identiteitsdocumenten;
1. Artikel 5.1b, derde lid, van het Vreemdelingenbesluit (Vb).
en als lichte gronden2 vermeld dat eiser:
4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan;
4e. verdachte is van enig misdrijf dan wel daarvoor is veroordeeld.
3. Eiser heeft de gronden van de maatregel genoemd onder 3f en 4d betwist. Deze betwisting behoeft geen bespreking door de rechtbank. De maatregel kan namelijk al gedragen worden door de niet-betwiste gronden onder 3c, 4c en 4e. De beroepsgrond slaagt dus niet.
4. Volgens eiser had verweerder kunnen volstaan met het opleggen van een meldplicht, dus met een lichter middel dan de maatregel van bewaring. Eiser voert hiertoe aan dat hij de wil heeft geuit om naar Spanje terug te keren. Volgens hem staan zijn eerdere strafrechtelijke veroordelingen er voor verweerder niet aan in de weg om met het opleggen van een meldplicht te volstaan.
5. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder deugdelijk gemotiveerd waarom hij er niet toe is overgegaan om eiser een meldplicht op te leggen. Eiser is er namelijk mee bekend dat hij sinds 8 oktober 2021 geen rechtmatig verblijf in Nederland meer heeft en dat hij Nederland binnen 28 dagen nadien had moeten verlaten. Eiser heeft aan deze aanzegging geen gevolg gegeven. Dit maakt aannemelijk dat hij nog steeds niet voornemens is om zelfstandig uit Nederland te vertrekken. Ook deze beroepsgrond faalt derhalve.
6. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van mr. M.A.W.M. Engels, griffier.
2 Artikel 5.1b, vierde lid, Vb.
De uitspraak is uitgesproken en bekendgemaakt op:
08 december 2021
en is openbaar gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl
Mr. R.J.A. Schaaf M.A.W.M. Engels
Rechter Griffier
Rechtbank Midden-Nederland Rechtbank Midden-Nederland
Documentcode: [Documentcode]
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling
bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.