ECLI:NL:RBDHA:2021:16919

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 december 2021
Publicatiedatum
22 augustus 2022
Zaaknummer
NL21.18549
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewaring op grond van de Dublinverordening en risico op onttrekking

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 8 december 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van een eiser van Afghaanse nationaliteit. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 27 november 2021 de maatregel van bewaring opgelegd op basis van artikel 59a, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld, dat tevens als verzoek om schadevergoeding moet worden aangemerkt. Tijdens de zitting op 6 december 2021, waar eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk, heeft de rechtbank de zaak behandeld.

De rechtbank overweegt dat de Staatssecretaris voldoende heeft gemotiveerd waarom de maatregel van bewaring noodzakelijk was. Eiser was op het moment van aanhouding aangetroffen in een trailer die klaarstond om naar Engeland te vertrekken, wat de indruk wekte dat hij niet van plan was om naar Frankrijk terug te keren, maar illegaal naar Engeland wilde gaan. Bovendien beschikte eiser niet over een geldig reisdocument. De rechtbank oordeelt dat de gronden voor de maatregel van bewaring deugdelijk zijn en dat er een significant risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken.

Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond en wijst het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl en kan worden aangevochten bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL21.18549
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. A. Dogan), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. S. Faddach).

Procesverloop

Bij besluit van 27 november 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59a, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
De rechtbank heeft het beroep op 6 december 2021 met behulp van een beeldverbinding op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen meneer W.M. Mamik. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt van Afghaanse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [1994].
2. In de maatregel van bewaring heeft verweerder overwogen dat de maatregel nodig is, omdat een concreet aanknopingspunt bestaat voor een overdracht als bedoeld in de Dublinverordening en een significant risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken. Verweerder heeft als zware gronden1 vermeld dat eiser:
3a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging daartoe heeft gedaan;
3d. niet dan wel niet voldoende meewerkt aan het vaststellen van zijn identiteit en nationaliteit;
1. Artikel 5.1b, derde lid, van het Vreemdelingenbesluit (Vb).
en als lichte gronden2 vermeld dat eiser:
4a. zich niet aan een of meer andere voor hem geldende verplichtingen van hoofdstuk 4 van het Vb heeft gehouden;
4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan. Eiser heeft de gronden van de maatregel niet betwist.
3. Volgens eiser had verweerder moeten volstaan met het opleggen van een lichter middel dan de maatregel van bewaring. Hij voert hiertoe aan dat hij steeds heeft aangegeven dat hij wenst terug te keren naar Frankrijk. Eiser had ook voldoende geld bij zich (€ 420,-) om zijn zelfstandige vertrek uit Nederland te bewerkstelligen.
4. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder deugdelijk gemotiveerd waarom hij niet heeft volstaan met het opleggen van een lichter middel dan de maatregel van bewaring. Eiser is namelijk op 27 november 2021 aangetroffen in een trailer
die klaarstond om per schip naar Engeland te gaan. Dit wekt de indruk dat eiser niet voornemens is om naar Frankrijk te vertrekken, maar dat hij op illegale wijze naar Engeland wil gaan. Verder beschikt eiser niet over een geldig reisdocument waarmee hij naar Frankrijk kan reizen.
5. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van mr. M.A.W.M. Engels, griffier.
2 Artikel 5.1b, vierde lid, Vb.
De uitspraak is uitgesproken en bekendgemaakt op:
08 december 2021
en is openbaar gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl
Mr. R.J.A. Schaaf M.A.W.M. Engels
Rechter Griffier
Rechtbank Midden-Nederland Rechtbank Midden-Nederland
Documentcode: [Documentcode]
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling
Bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.