ECLI:NL:RBDHA:2021:16917

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 december 2021
Publicatiedatum
22 augustus 2022
Zaaknummer
NL21.18222
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongegrond beroep tegen maatregel van bewaring in vreemdelingenrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 29 november 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van een eiser. De maatregel was opgelegd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op basis van artikel 59a, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser had beroep ingesteld tegen dit besluit, dat tevens als verzoek om schadevergoeding werd aangemerkt. Tijdens de zitting was eiser aanwezig, bijgestaan door zijn gemachtigde, en werd er een tolk ingeschakeld. De rechtbank heeft de zaak onmiddellijk na de behandeling ter zitting beoordeeld en uitspraak gedaan.

De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af. De rechtbank overwoog dat er voldoende gronden waren voor de maatregel van bewaring, waaronder het risico dat eiser zich aan het toezicht zou onttrekken. Eiser had aangevoerd dat hij om humanitaire redenen in Nederland asiel wilde aanvragen en dat hij medische problemen had die behandeling vereisten. De rechtbank oordeelde echter dat deze omstandigheden niet relevant waren voor de beoordeling van de rechtmatigheid van de bewaring. De onbetwiste gronden die door verweerder waren aangevoerd, waren voldoende om de maatregel te rechtvaardigen.

De uitspraak werd openbaar gemaakt op 3 december 2021 en er werd aangegeven dat tegen deze uitspraak hoger beroep kon worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL21.18222
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. V.M. Oliana), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. J.C. van Ossenbruggen).

Procesverloop

Bij besluit van 21 november 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59a, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
De rechtbank heeft het beroep op 29 november 2021 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen Z. Hamidi. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.

Overwegingen

De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
Bewaringsgronden
1. In de maatregel van bewaring heeft verweerder overwogen dat de maatregel nodig is, omdat een concreet aanknopingspunt bestaat voor een overdracht als bedoeld in de Dublinverordening en een significant risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken. Verweerder heeft als zware gronden1 onder meer vermeld dat eiser:
3f. zich zonder noodzaak heeft ontdaan van zijn reis- of identiteitsdocumenten;
3i. te kennen heeft gegeven dat hij geen gevolg zal geven aan zijn verplichting tot terugkeer; en als lichte gronden2 heeft verweerder onder meer vermeld dat eiser:
4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan;
4e. verdachte is van enig misdrijf dan wel daarvoor is veroordeeld.
2. De rechtbank stelt vast dat eiser de zware grond 3i en de lichte gronden 4c en 4d niet heeft betwist. Verweerder heeft de zware grond 3f en de lichte grond 4e ter zitting laten vallen. De onbetwiste gronden die door verweerder aan de maatregel van bewaring ten grondslag zijn gelegd, zijn voldoende om aan te nemen dat er een significant risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken en kunnen de maatregel van bewaring al dragen. Deze beroepsgrond slaagt daarom niet en de rechtbank laat de geschilpunten over de overige gronden onbesproken.
Overige omstandigheden
3. Ter zitting voert eiser aan dat hij naar Nederland is gekomen om asiel aan te vragen om humanitaire redenen. Hij wil namelijk graag in Nederland behandeld worden voor zijn medische problemen. Hij heeft pinnen in zijn handen en benen, hij kan niet slapen en piekert veel. Eiser lijdt hieronder. Daarnaast kan eiser niet terug naar Zwitserland, omdat de familie van zijn toenmalige Albanese vriendin daar achter hem aan zit.
4. De rechtbank is van oordeel dat deze omstandigheden niet aan de orde zijn bij de beoordeling van de vraag of eiser terecht in bewaring is gesteld. Deze omstandigheden moeten bij de asielprocedure en/of de Dublinprocedure van eiser worden betrokken.
5. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 29 november 2021 door mr. J.G. Nicholson, rechter, in aanwezigheid van mr. E. Mulder, griffier.
1. Artikel 5.1b, derde lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb).
2 Artikel 5.1b, vierde lid, van het Vb.
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op:
03 december 2021

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking van dit proces-verbaal.