Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[eiser] , eiser
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 1 december 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de bewaring van een Palestijnse vreemdeling. De eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. J.P.W. Temminck Tuinstra, had beroep ingesteld tegen een besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarbij hem op 11 november 2021 de maatregel van bewaring was opgelegd op grond van artikel 59a van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser stelde dat de aanhouding onrechtmatig was, omdat er geen proces-verbaal van bevindingen was opgemaakt en er geen duidelijke grond was voor zijn aanhouding. Tijdens de zitting op 22 november 2021 werd een proces-verbaal alsnog aan het dossier toegevoegd, maar eiser betwistte de rechtmatigheid van de vragen naar zijn identiteitspapieren.
De rechtbank oordeelde dat de aanhouding en bewaring van eiser rechtmatig waren. De rechtbank stelde vast dat de gemachtigde van de Staatssecretaris voldoende gronden had om de maatregel van bewaring op te leggen, waaronder het risico dat eiser zich aan het toezicht zou onttrekken. Eiser had de gronden voor de maatregel niet betwist. De rechtbank concludeerde dat er geen aanknopingspunten waren voor de stelling van eiser dat er sprake was van een vreemdelingrechtelijke staandehouding. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees ook het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak werd openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.