ECLI:NL:RBDHA:2021:16908
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag Nigeriaan wegens ongeloofwaardige verklaringen over identiteit en incident met herders
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 9 november 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Nigeriaanse eiser. De eiser had op 18 maart 2021 een asielaanvraag ingediend, maar deze werd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 1 oktober 2021 afgewezen. De rechtbank heeft het beroep van de eiser behandeld, waarbij de eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde, mr. M. Spapens, en de verweerder werd vertegenwoordigd door mr. M.K. Ruijzendaal.
De rechtbank oordeelde dat de aanvraag ongegrond was, omdat de eiser wisselende verklaringen had afgelegd over zijn identiteit, nationaliteit en etniciteit, wat de geloofwaardigheid van zijn asielrelaas ondermijnde. De rechtbank concludeerde dat de twijfels van de verweerder over de geloofwaardigheid van de verklaringen van de eiser gerechtvaardigd waren. De eiser had onder andere verklaard dat hij in Nigeria was aangevallen door herders vanwege zijn christelijke geloof, maar zijn inconsistenties in verklaringen over het incident en zijn verblijfplaats leidden tot de afwijzing van zijn aanvraag.
De rechtbank benadrukte dat de eiser niet in aanmerking kwam voor toelating op grond van de Vreemdelingenwet 2000, en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt en de eiser heeft de mogelijkheid om binnen een week hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.