ECLI:NL:RBDHA:2021:16908

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 november 2021
Publicatiedatum
22 augustus 2022
Zaaknummer
NL21.15754
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag Nigeriaan wegens ongeloofwaardige verklaringen over identiteit en incident met herders

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 9 november 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Nigeriaanse eiser. De eiser had op 18 maart 2021 een asielaanvraag ingediend, maar deze werd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 1 oktober 2021 afgewezen. De rechtbank heeft het beroep van de eiser behandeld, waarbij de eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde, mr. M. Spapens, en de verweerder werd vertegenwoordigd door mr. M.K. Ruijzendaal.

De rechtbank oordeelde dat de aanvraag ongegrond was, omdat de eiser wisselende verklaringen had afgelegd over zijn identiteit, nationaliteit en etniciteit, wat de geloofwaardigheid van zijn asielrelaas ondermijnde. De rechtbank concludeerde dat de twijfels van de verweerder over de geloofwaardigheid van de verklaringen van de eiser gerechtvaardigd waren. De eiser had onder andere verklaard dat hij in Nigeria was aangevallen door herders vanwege zijn christelijke geloof, maar zijn inconsistenties in verklaringen over het incident en zijn verblijfplaats leidden tot de afwijzing van zijn aanvraag.

De rechtbank benadrukte dat de eiser niet in aanmerking kwam voor toelating op grond van de Vreemdelingenwet 2000, en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt en de eiser heeft de mogelijkheid om binnen een week hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL21.15754
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , V-nummer: [V-nummer] , eiser (gemachtigde: mr. M. Spapens),

en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. M.K. Ruijzendaal).

Procesverloop

Met het besluit van 1 oktober 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure afgewezen als ongegrond.1
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 9 november 2021 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
2. Eiser stelt dat hij de Nigeriaanse nationaliteit heeft en dat hij is geboren op [geboortedatum] 1978. Op 18 maart 2021 heeft eiser een asielaanvraag ingediend. Eiser heeft
1. Op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
hieraan ten grondslag gelegd dat hij in Nigeria is aangevallen door herders, omdat hij christen is.
3. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
1. Identiteit, nationaliteit en herkomst;
2. Incident met herders en de gedwongen bekering tot de islam.
4. Nu eiser wisselende verklaringen heeft afgelegd over zijn identiteit, nationaliteit en etniciteit twijfelt verweerder op voorhand al aan de geloofwaardigheid van eisers asielrelaas. Verder vindt verweerder het eerste relevante element geloofwaardig. Het tweede element is volgens verweerder ongeloofwaardig. Daarom is de asielaanvraag afgewezen.
5. De rechtbank beoordeelt het besluit van verweerder aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
Verklaringen over identiteit, nationaliteit en etniciteit
6. Eiser vindt het onterecht dat verweerder op voorhand al twijfelt aan de geloofwaardigheid van zijn asielrelaas, omdat hij wisselend zou hebben verklaard over zijn identiteit, nationaliteit en etniciteit. Eisers originele paspoort ligt namelijk bij de Duitse autoriteiten en daarmee kan zijn identiteit objectief worden vastgesteld. De door eiser opgegeven persoonsgegevens in Duitsland zijn daarom niet meer relevant. Daarnaast heeft eiser in het aanmeldgehoor al duidelijkheid gegeven over zijn etniciteit.
7. De rechtbank oordeelt dat deze beroepsgrond niet slaagt. Eiser staat in Duitsland bekend onder diverse aliassen. Dit heeft eiser ook niet betwist. Dat eiser eerder uit angst heeft gelogen over zijn identiteit en nationaliteit is geen verschoonbare reden voor het opgeven van diverse aliassen. Over de stelling van eiser dat zijn originele paspoort in Duitsland ligt, stelt verweerder terecht dat dit verder niet is onderbouwd en haaks staat op eerdere verklaringen van eiser in het nader gehoor dat hij nooit een paspoort heeft gehad.
Element 2: incident met de herders en de gedwongen bekering tot de islam
8. Eiser heeft – samengevat – aangevoerd dat verweerder hem ten onrechte heeft tegengeworpen dat hij algemeen, vaag en tegenstrijdig heeft verklaard. Verweerder heeft zijn asielrelaas ten onrechte ongeloofwaardig geacht, aldus eiser.
9. De rechtbank is van oordeel dat verweerder eisers asielrelaas ongeloofwaardig heeft mogen vinden. De rechtbank zal hierna uitleggen hoe zij tot dit oordeel is gekomen.
10. Verweerder heeft eiser mogen tegenwerpen dat hij wisselend heeft verklaard over zijn verblijfplaats en waar het incident met de herders zou hebben plaatsgevonden. In eerste instantie heeft het incident volgens eiser plaatsgevonden in Enugu toen hij daar op familiebezoek was. Daarna heeft eiser verklaard dat het incident bij hem thuis plaatsvond, waar hij woonde met zijn gezinsleden. Volgens eisers verklaringen in het aanmeldgehoor woonde hij op dat moment samen met zijn gezin in Benin City. Later heeft eiser nogmaals verklaard dat incident in Enugu plaatsvond, waar hij op familiebezoek was bij zijn moeder. Pas in beroep heeft eiser toegelicht dat zijn beide ouders, naast het huis waar zij gezamenlijk woonde in Benin City, ook nog een ouderlijk huis hebben. Het incident heeft
plaatsgevonden in het familiehuis van eisers moeder waar de zus van zijn moeder woonde. Verweerder stelt terecht dat deze verklaring van eiser in beroep ook geen opheldering geeft over de plaats van het incident, maar opnieuw tegenstrijdig is met de eerdere verklaringen van eiser hierover.
11. Verder heeft verweerder eiser mogen tegenwerpen dat hij vaag en wisselend heeft verklaard over de aanleiding en de wijze waarop het gestelde incident tot stand is gekomen. In eerste instantie waren eiser en zijn familie verrast toen de herders kwamen. Later stelt eiser echter dat de herders eisers familie met een brief hadden gewaarschuwd voor hun komst. Over de inhoud van de brief is eiser vaag. Eerst kan eiser namelijk niet goed toelichten wat hij met de brief bedoelt, omdat hij toen nog te jong was. Vervolgens legt eiser uit dat de herders via deze brief kenbaar hadden gemaakt waarom zij de straat waar eiser woonde aanvielen. Daarna verklaart eiser dat er helemaal geen brief was, maar dat de herders een mondelinge boodschap hadden afgegeven op het marktplein. Nu het incident van de herders de kern is van eisers asielrelaas, mag verweerder van eiser verwachten dat hij uitgebreider en eenduidig over kan verklaren.
12. Daarnaast heeft verweerder eiser mogen tegenwerpen dat hij wisselend heeft verklaard over de ligging van het huis waar het incident heeft plaatsgevonden en over de grootte van de plaats Enugu. In eerste instantie heeft eiser verklaard dat Enugu een klein dorp is en geen stad. Er is geen elektriciteit en eromheen is landbouw. In de correcties en aanvullingen heeft eiser echter gesteld dat het familiehuis buiten de stad ligt, maar dat Enugu zelf wel groot is. Verweerder heeft terecht gesteld dat deze verklaring van eiser impliceert dat Enugu een grotere plaats is en dat het familiehuis niet in Enugu lag. Later heeft eiser echter weer verklaard dat Enugu een stad is en dat het familiehuis in wijk aan de rand van de stad ligt. Met enkele stelling van eiser dat bij de vertaling tijdens het gehoor ten onrechte het woord ‘dorp’ is gebruikt in plaats van ‘wijk’ heeft eiser bovengenoemde wisselende verklaringen niet opgehelderd.
13. Tot slot heeft verweerder eiser mogen tegenwerpen dat hij wisselend heeft verklaard over zijn vertrek uit Nigeria. In eerste instantie zou eiser Nigeria binnen drie à vier uur op de dag van incident zelf hebben verlaten. Zonder nadere uitleg heeft eiser deze verklaring in de correcties en aanvullingen gewijzigd naar drie à vier dagen. Daarnaast heeft eiser ook wisselend verklaard over de plaats waaruit hij zou zijn vertrokken. Volgens de verklaring in het aanmeldgehoor is eiser vanuit Benin City vertrokken terwijl hij in het nader gehoor heeft gesteld dat hij vanuit Enugu is vertrokken. De stelling van eiser dat een vertaalfout de oorzaak is van de wisselende verklaringen, maakt het naar het oordeel van de rechtbank niet anders. Het is de rechtbank namelijk niet gebleken dat er bij de gehoren problemen waren met het vertalen.
Conclusie
14. Eiser komt niet in aanmerking voor toelating op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of b, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
15. De aanvraag is niet ten onrechte ongegrond verklaard. Het beroep is ongegrond.
16. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 9 november 2021 door mr. C.M. Dijksterhuis, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Vranken, griffier.
2D2itnporvoecmesb-evrer2b0a2a1l is bekendgemaakt op:

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling
bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking van dit proces-verbaal.