Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[eiser], eiser
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 9 december 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van een Algerijnse eiser. De eiser was op 24 november 2021 in bewaring gesteld op grond van artikel 59a van de Vreemdelingenwet 2000, omdat er een concreet aanknopingspunt bestond voor een overdracht onder de Dublinverordening en er een significant risico was dat hij zich aan het toezicht zou onttrekken. De rechtbank heeft het beroep van de eiser, dat tevens als verzoek om schadevergoeding werd aangemerkt, behandeld op 6 december 2021, waarbij de eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk aanwezig was.
De rechtbank overwoog dat de verweerder, de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, voldoende voortvarend had gehandeld door een claimverzoek naar Noorwegen te versturen, slechts een week na de inbewaringstelling van de eiser. De rechtbank oordeelde dat de beroepsgrond van de eiser, dat verweerder onvoldoende voortvarend had gehandeld, niet slaagde. Daarnaast werd overwogen dat er voldoende gronden waren voor de maatregel van bewaring, en dat het niet nodig was om de eiser expliciet te bevragen over het risico op onttrekking aan het toezicht, aangezien dit al uit de gronden van de maatregel bleek. De rechtbank concludeerde dat het beroep ongegrond was en wees ook het verzoek om schadevergoeding af.
De uitspraak werd gedaan door rechter R.J.A. Schaaf, in aanwezigheid van griffier M.A.W.M. Engels, en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.