ECLI:NL:RBDHA:2021:16893
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag op grond van Dublinverordening
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 30 november 2021 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een asielaanvraag. De verzoeker, vertegenwoordigd door mr. A.P.E.M. Pover, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Echter, het bestreden besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, dat op 16 november 2021 was genomen, weigerde de aanvraag in behandeling te nemen op basis van de Dublinverordening, waarbij Italië als verantwoordelijk land werd aangewezen voor de behandeling van de asielaanvraag.
De zitting vond plaats op 30 november 2021, maar de verzoeker en zijn gemachtigde waren niet aanwezig, ondanks een bericht van verhindering. De Staatssecretaris was vertegenwoordigd door mr. F.F.M. van de Kamp. Na de behandeling van de zaak heeft de voorzieningenrechter onmiddellijk uitspraak gedaan. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, omdat er inmiddels een uitspraak was gedaan in de aanverwante zaak NL21.18047, waardoor een voorlopige voorziening niet meer nodig was.
De uitspraak werd openbaar uitgesproken door mr. M.C. Verra, met mr. M.A.W.M. Engels als griffier. De beslissing om het verzoek af te wijzen was ook gebaseerd op het feit dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open, en het proces-verbaal is op 1 december 2021 bekendgemaakt.