ECLI:NL:RBDHA:2021:16891
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om proceskostenvergoeding in bestuursrechtelijke procedure
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 30 november 2021 uitspraak gedaan in een verzoek om vergoeding van proceskosten door de verzoeker, die in deze procedure werd vertegenwoordigd door mr. F. Lavell. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was de verweerder, vertegenwoordigd door T. Kleve. De rechtbank heeft besloten om partijen niet uit te nodigen voor een zitting, omdat dit in deze zaak niet noodzakelijk werd geacht, conform artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De verzoeker had op 18 september 2019 beroep aangetekend omdat verweerder niet tijdig had beslist op zijn asielaanvraag. De rechtbank had eerder, op 27 november 2019, het beroep van verzoeker niet-ontvankelijk verklaard. Na het indienen van verzet op 3 januari 2020, trok verzoeker op 25 oktober 2021 het verzet in en vroeg de rechtbank om verweerder te veroordelen in de proceskosten. De rechtbank overwoog dat er geen sprake was van een tegemoetkoming door verweerder, omdat het beroep niet-ontvankelijk was verklaard en het verzet was ingetrokken voordat er een uitspraak was gedaan. Daarom werd het verzoek om proceskostenvergoeding afgewezen. De rechtbank heeft in haar beslissing de relevante artikelen van de Awb en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) genoemd, maar concludeerde dat er geen grond was voor een proceskostenveroordeling.