In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 24 december 2021 een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende de benoeming van een vereffenaar voor de nalatenschap van een overleden persoon, hierna te noemen erflater. Verzoekster, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. L.E.M. de Vries-Blom, heeft verzocht om haarzelf te benoemen tot vereffenaar, omdat de nalatenschap niet werd beheerd en er geen erfgenamen tot en met de derde graad zijn gevonden. De procedure begon met een verzoekschrift dat op 6 september 2021 is ingediend, en de mondelinge behandeling vond plaats op 12 november 2021.
De rechtbank heeft vastgesteld dat erflater geen testament had en dat hij ten tijde van zijn overlijden niet gehuwd was en geen geregistreerd partner had. Er zijn geen erfgenamen tot en met de derde graad gevonden, en de bewindvoerder van erflater had de verzoekster benaderd om de nalatenschap te vereffenen. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat verzoekster niet als belanghebbende kan worden aangemerkt, omdat zij haar verzoek baseert op een opdracht van een onbevoegd geworden bewindvoerder. De rechtbank heeft uiteengezet dat volgens artikel 4:204 lid 1 onder a van het Burgerlijk Wetboek alleen het openbaar ministerie of een belanghebbende een vereffenaar kan verzoeken te benoemen.
De rechtbank heeft geconcludeerd dat verzoekster geen belanghebbende is in de zin van de wet, omdat zij pas schuldeiser is geworden na het aanvaarden van een onbevoegd verleende opdracht. De rechtbank heeft het verzoek van verzoekster afgewezen en opgemerkt dat in het geval van een onbeheerde nalatenschap de enige mogelijkheid om een vereffenaar te benoemen via het openbaar ministerie verloopt. De beschikking is openbaar uitgesproken door mr. M.S. Vonck.