ECLI:NL:RBDHA:2021:16886
Rechtbank Den Haag
- Proces-verbaal
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van asielaanvraag op grond van eerdere afwijzingen en gebrek aan nieuwe elementen
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 25 november 2021 uitspraak gedaan in een beroep tegen de niet-ontvankelijk verklaring van een asielaanvraag. Eiser, een Libische nationaliteit, had eerder drie aanvragen om een verblijfsvergunning asiel ingediend, die door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid waren afgewezen. De rechtbank heeft de zaak behandeld in Utrecht, waar eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde, mr. B.J. Manspeaker, en een tolk, M.D.M. Metry. De Staatssecretaris werd vertegenwoordigd door drs. J. Albarda.
De rechtbank oordeelde dat de aanvraag van eiser niet-ontvankelijk was verklaard op basis van artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder d, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser had geen nieuwe elementen of bevindingen gepresenteerd die relevant waren voor de beoordeling van zijn aanvraag. Eiser stelde dat hij via de stamafkomst van zijn moeder tot de Warshefana-stam behoort en dat hij bij terugkeer in Libië te vrezen heeft voor ontvoering of moord. De rechtbank concludeerde echter dat eiser niet had aangetoond dat hij tot deze stam behoort en dat er geen strijd was met het motiverings- en zorgvuldigheidsbeginsel.
De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat de aanvraag terecht niet-ontvankelijk was verklaard. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 29 november 2021, en tegen deze uitspraak kan binnen een week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.