ECLI:NL:RBDHA:2021:16886

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 november 2021
Publicatiedatum
18 augustus 2022
Zaaknummer
NL21.17552
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van asielaanvraag op grond van eerdere afwijzingen en gebrek aan nieuwe elementen

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 25 november 2021 uitspraak gedaan in een beroep tegen de niet-ontvankelijk verklaring van een asielaanvraag. Eiser, een Libische nationaliteit, had eerder drie aanvragen om een verblijfsvergunning asiel ingediend, die door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid waren afgewezen. De rechtbank heeft de zaak behandeld in Utrecht, waar eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde, mr. B.J. Manspeaker, en een tolk, M.D.M. Metry. De Staatssecretaris werd vertegenwoordigd door drs. J. Albarda.

De rechtbank oordeelde dat de aanvraag van eiser niet-ontvankelijk was verklaard op basis van artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder d, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser had geen nieuwe elementen of bevindingen gepresenteerd die relevant waren voor de beoordeling van zijn aanvraag. Eiser stelde dat hij via de stamafkomst van zijn moeder tot de Warshefana-stam behoort en dat hij bij terugkeer in Libië te vrezen heeft voor ontvoering of moord. De rechtbank concludeerde echter dat eiser niet had aangetoond dat hij tot deze stam behoort en dat er geen strijd was met het motiverings- en zorgvuldigheidsbeginsel.

De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat de aanvraag terecht niet-ontvankelijk was verklaard. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 29 november 2021, en tegen deze uitspraak kan binnen een week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL21.17552
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser], eiser V-nummer: [v-nummer] (gemachtigde: mr. B.J. Manspeaker),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: drs. J. Albarda).

Procesverloop

Bij besluit van 4 november 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure niet-ontvankelijk verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep, tezamen met de zaak NL21.17553, op 25 november 2021 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen M.D.M. Metry. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
2. Eiser stelt van Libische nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [1984] . Eiser heeft eerder drie aanvragen om een verblijfsvergunning asiel ingediend. Verweerder heeft deze aanvragen afgewezen. Deze besluiten staan in rechte vast.
3. Eiser heeft op 14 september 2020 onderhavige aanvraag asiel ingediend. Eiser stelt dat hij via de stamafkomst van zijn moeder behoort tot de Warshefana-stam en dat hij bij terugkomst in Libië ontvoerd of vermoord zal worden of dat hij zal moeten vechten bij een militie. Eiser doet een beroep op de brief van de staatssecretaris van 30 juni 2020 inzake het landenbeleid Libië en WBV 2020/15.
4. Verweerder heeft de aanvraag van eiser niet-ontvankelijk verklaard op de grond dat sprake is van een opvolgende aanvraag waaraan eiser geen nieuwe elementen of bevindingen ten grondslag heeft gelegd of waarin geen nieuwe elementen of bevindingen aan de orde zijn gekomen die relevant kunnen zijn voor de beoordeling van de aanvraag. Hij heeft hiermee toepassing gegeven aan artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder d, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
5. Eiser stelt in beroep dat hij via zijn moeder behoort tot de Warshefana-stam en dat deze stam behoort tot een risicogroep. Volgens eiser heeft verweerder gehandeld in strijd met het motiverings- en zorgvuldigheidsbeginsel. Ter onderbouwing van dit standpunt heeft eiser in beroep twee stukken overgelegd. Dit betreft een verklaring van het Ministerie van Sociale Zaken en een verklaring van de mukhtar van de wijk van 4 november 2021.
6. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat geen sprake is van nieuwe elementen of bevindingen als bedoeld in artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder d, van de Vw. Van belang is dat in de vorige asielprocedure in rechte is komen vast te staan dat eiser behoort tot de Al Jumail-stam en dat deze stam behoort tot een risicogroep. Tevens is in rechte komen vast te staan dat eiser niet met geringe indicaties aannemelijk heeft gemaakt dat hij te vrezen heeft voor vervolging. Eiser heeft zijn stelling dat hij (ook) zou behoren tot de Warshefana-stam op geen enkele wijze onderbouwd. Ook niet met de door hem in beroep overlegde stukken. Uit deze verklaringen valt niet af te leiden dat deze betrekking hebben op de moeder van eiser en dat zij behoort tot de Warshefana-stam. Ook blijkt hieruit niet dat eiser tot deze stam behoort. Van strijd met het motiverings- en zorgvuldigheidsbeginsel is de rechtbank niet gebleken.
7. Evenmin zijn er bijzondere feiten of omstandigheden als bedoeld in artikel 83.0a van de Vw die maken dat de rechtbank het bestreden besluit desondanks moet toetsen als ware het de afwijzing van eeneerste aanvraag.
8. De aanvraag is terecht niet-ontvankelijk verklaard. Het beroep is ongegrond.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 25 november 2021 door
mr. C.M. Dijksterhuis, rechter, in aanwezigheid van mr. M. van Ettikhoven, griffier.
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op:
29 november 2021

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking van dit proces-verbaal.