ECLI:NL:RBDHA:2021:16870
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag Eritrese nationaliteit
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 18 november 2021 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening in het kader van een asielaanvraag. Verzoekster, van Eritrese nationaliteit, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de verlengde procedure. Deze aanvraag werd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen bij besluit van 10 september 2021, omdat deze als kennelijk ongegrond werd beschouwd. Verzoekster heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De rechtbank heeft het beroep en het verzoek om voorlopige voorziening aangehouden vanwege ziekte van de gemachtigde van verzoekster. Op 9 november 2021 heeft de voorzieningenrechter het verzoek behandeld, waarbij verzoekster aanwezig was met haar gemachtigde en een tolk. De Staatssecretaris was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. Tijdens de zitting heeft de voorzieningenrechter vastgesteld dat er een andere uitspraak was gedaan in een gerelateerde zaak (NL21.14691), waardoor een voorlopige voorziening niet meer nodig was. Om deze reden heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen.
De uitspraak is gedaan door mr. C.M. Dijksterhuis, in aanwezigheid van griffier mr. R.G.A. Beijen. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open. De uitspraak is gepubliceerd op rechtspraak.nl.