ECLI:NL:RBDHA:2021:16866

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 november 2021
Publicatiedatum
15 augustus 2022
Zaaknummer
NL 21.7910
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak na uitspraak op beroep

Op 16 november 2021 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een vreemdelingenzaak waarbij verzoekster, van Bulgaarse nationaliteit, een voorlopige voorziening had aangevraagd. De zaak volgde op een besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarin werd vastgesteld dat verzoekster nooit rechtmatig verblijf in Nederland heeft gehad. Dit besluit werd op 28 april 2021 bevestigd, waarbij het bezwaar van verzoekster ongegrond werd verklaard. Verzoekster heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. Tijdens de zitting op 3 september 2021 was verzoekster aanwezig, samen met haar echtgenoot en haar gemachtigde, terwijl de verweerder werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde en een tolk in de Bulgaarse taal aanwezig was.

De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat met de uitspraak van dezelfde datum in een andere zaak (NL21.7909) het beroep van verzoekster is behandeld, waardoor de noodzaak voor een voorlopige voorziening is komen te vervallen. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening dan ook afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. J.A. Schuman, in aanwezigheid van griffier mr. S. van den Broek, en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL21.7910
uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[verzoekster], verzoekster V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. J.M. Walther), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. S.H.F. Pols).

Procesverloop

Met het besluit van 20 november 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder bepaald dat verzoekster nooit rechtmatig verblijf in Nederland heeft gehad.1
Met het besluit van 28 april 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van verzoekster tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Verzoekster heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Zij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek, tezamen met de zaak NL21.7909, op
3 september 2021 op zitting behandeld. Verzoekster was aanwezig samen met haar echtgenoot en gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Ook was een tolk in de Bulgaarse taal aanwezig.

Overwegingen

1. Verzoekster stelt van Bulgaarse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [1975].
2. Met de uitspraak van vandaag, zaaknummer NL21.7909, heeft de rechtbank uitspraak gedaan op het beroep. Een voorlopige voorziening is daarom niet meer nodig. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om die reden af.
3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
1. Onder verwijzing naar artikel 8.12, eerste lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb).

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
16 november 2021
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.A. Schuman, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. S. van den Broek, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Mr. J.A. Schuman Rechter
Rechtbank Midden-Nederland
S. van den Broek Griffier
Rechtbank Midden-Nederland
en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl
Documentcode: [documentcode]
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.