ECLI:NL:RBDHA:2021:16846

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 november 2021
Publicatiedatum
10 augustus 2022
Zaaknummer
UTR 21/3952
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op Wob-verzoek

Op 8 november 2021 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen eiseres en de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Eiseres had op 18 juni 2021 een verzoek ingediend op basis van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob). De wet vereist dat de minister binnen vier weken beslist op een dergelijk verzoek, maar deze termijn werd door de minister met vier weken verlengd. Dit betekende dat de minister uiterlijk op 19 augustus 2021 had moeten beslissen. De rechtbank constateerde dat deze termijn was overschreden en dat eiseres de minister op 22 augustus 2021 in gebreke had gesteld. De rechtbank oordeelde dat het beroep van eiseres kennelijk gegrond was, omdat de minister niet tijdig had beslist.

De rechtbank besloot dat de minister alsnog binnen twee weken na de uitspraak moest beslissen op het Wob-verzoek. Daarnaast werd er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn werd overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Eiseres had geen proceskosten gemaakt die vergoed moesten worden, maar de rechtbank bepaalde wel dat de minister de betaalde griffierechten aan eiseres moest vergoeden. De uitspraak werd gedaan door mr. L.M. Reijnierse, in aanwezigheid van griffier N. Dayerizadeh.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/3952

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 8 november 2021 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

en
de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Constitutionele Zaken en Wetgeving, verweerder
(gemachtigde: M. Langendoen)

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep van eiseres omdat verweerder niet op tijd heeft beslist op het verzoek van eiseres van 18 juni 2021.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Wel moet de betrokkene dan eerst een ‘ingebrekestelling’ aan het bestuursorgaan sturen. Dat wil zeggen dat de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan moet laten weten dat er binnen twee weken alsnog beslist moet worden op zijn aanvraag of bezwaar. Dit staat (onder andere) in de artikelen 6:2, 6:12 en 7:1 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
3. Eiseres heeft op 18 juni 2021 een verzoek in het kader van de Wet openbaarheid bestuur (Wob). Verweerder moet binnen vier weken beslissen op de aanvraag. Dat staat in artikel 6 van de Wob. Verweerder heeft deze termijn bij brief van 22 juli 2021 met vier weken verlengd. Verweerder had dus uiterlijk op 19 augustus 2021 op de aanvraag moeten beslissen. De rechtbank stelt vast dat de termijn waarbinnen verweerder moet beslissen voorbij is. De rechtbank stelt verder vast dat eiseres verweerder op 22 augustus 2021 in gebreke heeft gesteld en dat sindsdien twee weken voorbij zijn gegaan.
4. Het beroep is kennelijk gegrond.
5. Omdat verweerder nog geen besluit heeft genomen op het verzoek van eiseres bepaalt de rechtbank dat verweerder dit alsnog moet doen. Verweerder moet dit doen binnen twee weken na het verzenden van deze uitspraak (artikel 8:55d, lid 1, Awb).
6. De rechtbank bepaalt dat verweerder een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn nu nog wordt overschreden door verweerder. Daarbij geldt wel een maximum van € 15.000,-.
7. Er zijn door eiseres geen proceskosten gemaakt die vergoed moeten worden.
8. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiseres de betaalde griffierechten vergoedt.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- draagt verweerder op binnen twee weken na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog te beslissen op het Wob-verzoek;
- bepaalt dat verweerder aan eiseres een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-;
- bepaalt dat verweerder het griffierecht aan eiseres te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.M. Reijnierse rechter, in aanwezigheid van
N. Dayerizadeh griffier
.De beslissing is uitgesproken op 8 november 2021.
de griffier de rechter
Afschrift verzonden of digitaal ter beschikking gesteld aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.