Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 8 november 2021 in de zaak tussen
[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
.De beslissing is uitgesproken op 8 november 2021.
Rechtbank Den Haag
Op 8 november 2021 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen eiseres en de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Eiseres had op 18 juni 2021 een verzoek ingediend op basis van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob). De wet vereist dat de minister binnen vier weken beslist op een dergelijk verzoek, maar deze termijn werd door de minister met vier weken verlengd. Dit betekende dat de minister uiterlijk op 19 augustus 2021 had moeten beslissen. De rechtbank constateerde dat deze termijn was overschreden en dat eiseres de minister op 22 augustus 2021 in gebreke had gesteld. De rechtbank oordeelde dat het beroep van eiseres kennelijk gegrond was, omdat de minister niet tijdig had beslist.
De rechtbank besloot dat de minister alsnog binnen twee weken na de uitspraak moest beslissen op het Wob-verzoek. Daarnaast werd er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn werd overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Eiseres had geen proceskosten gemaakt die vergoed moesten worden, maar de rechtbank bepaalde wel dat de minister de betaalde griffierechten aan eiseres moest vergoeden. De uitspraak werd gedaan door mr. L.M. Reijnierse, in aanwezigheid van griffier N. Dayerizadeh.