ECLI:NL:RBDHA:2021:16836

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 november 2021
Publicatiedatum
10 augustus 2022
Zaaknummer
NL21.17002
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op grond van onvoldoende onderbouwing van risico's in herkomstland

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 november 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, een man van Gambiaanse nationaliteit, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, die door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard. Eiser stelde dat hij in Gambia werd gezocht door de autoriteiten en de Juglas vanwege een conflict met een politieagent, dat voortvloeide uit de arrestatie van zijn moeder wegens illegale besnijdenis van meisjes. Eiser beweerde dat hij na een gewelddadig incident met de politieagent en de Juglas, die hem zouden willen vermoorden, in gevaar verkeerde.

De rechtbank oordeelde echter dat de door eiser aangevoerde risico's niet voldoende waren onderbouwd. Verweerder had de identiteit en nationaliteit van eiser geloofwaardig geacht, maar vond de claims over de problemen met de politie en de Juglas ongeloofwaardig. Eiser had geen bewijs overgelegd van zijn arrestatie of die van zijn moeder en kon niet eenduidig verklaren over het conflict met de politieagent. De rechtbank concludeerde dat eiser niet aannemelijk had gemaakt dat hij een reëel risico liep op ernstige schade in strijd met artikel 3 van het EVRM.

Daarnaast werd eiser's argument dat hij niet met een vrouw van een andere klasse mocht trouwen en daardoor risico liep op eerwraak, niet onderbouwd. De rechtbank oordeelde dat de beroepsgronden van eiser faalden en dat de aanvraag terecht was afgewezen als ongegrond. De uitspraak werd gedaan door rechter mr. J.G. Nicholson, in aanwezigheid van griffier mr. L.L. Hol.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Amersfoort Bestuursrecht zaaknummer: NL21.17002
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. S.R. Nohar), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. L. Verhaak).

Procesverloop

Bij besluit van 22 oktober 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure afgewezen als ongegrond.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 11 november 2021 op zitting behandeld. Eiser en zijn gemachtigde zijn, met bericht van verhindering, niet op zitting verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt van Gambiaanse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] 1979.
2. Eiser heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij in zijn land van herkomst wordt gezocht door de autoriteiten en/of de Juglas vanwege een conflict met een politieagent. Het conflict zou zijn ontstaan nadat de moeder van eiser was gearresteerd omdat zij illegaal meisjes besneed. Eiser is in gevecht geraakt met een politieagent en is toen zelf ook gearresteerd. Hij is (kort) na het incident met de politieagent ook in elkaar geslagen door de Juglas. Eiser is twee weken vastgehouden op het politiebureau en is op borgtocht vrijgelaten omdat drie mensen voor hem garant hebben gestaan. Eiser heeft bij zijn vrijlating een wekelijkse meldplicht opgelegd gekregen, waar hij zich aan heeft gehouden. Ongeveer drie weken na zijn vrijlating is eiser gewaarschuwd door een wijkagent dat de Juglas hem wilden vermoorden. Eiser heeft een brief van [A] en audioberichten van zijn neef [B] overgelegd ter onderbouwing van zijn asielrelaas. Uit de audioberichten blijkt dat eiser nog steeds wordt gezocht en dat [B] problemen ondervindt
omdat eiser is vertrokken. Verder heeft eiser aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij niet met een vrouw van een andere klasse mag trouwen.
3. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
- Identiteit, nationaliteit en herkomst;
- Incident bij het politiebureau en de daaruit volgende problemen;
- Eiser mag niet met een vrouw van een andere klasse trouwen.
4. Verweerder acht de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser geloofwaardig. Verder acht verweerder geloofwaardig dat eiser niet mag trouwen met een vrouw van een andere klasse. Deze geloofwaardig geachte elementen leiden er volgens verweerder niet toe dat eiser kan worden aangemerkt als vluchteling of dat eiser een reëel risico loopt op ernstige schade in strijd met artikel 3 van het EVRM. Verweerder heeft zich daarnaast op het standpunt gesteld dat het incident bij het politiebureau en de daaruit volgende problemen ongeloofwaardig zijn. Hij concludeert daarom dat de asielaanvraag wordt afgewezen als ongegrond.
5. Eiser voert aan dat eventuele onduidelijkheden in zijn verklaringen hem niet kunnen worden toegerekend omdat hij tijdens het nader gehoor hoofdpijn had en dit ook heeft aangegeven. Volgens eiser is het onzorgvuldig dat de gehoorambtenaar het gehoor niet heeft gestopt. Ook voert eiser aan dat tegenstrijdigheden of onjuistheden hem niet kunnen worden tegengeworpen omdat het incident in 2015 heeft plaatsgevonden.
6. De rechtbank volgt eiser niet in zijn betoog. De rechtbank overweegt hiertoe dat voorafgaand aan het nader gehoor Medifirst een medisch adviesrapport heeft opgesteld waaruit blijkt dat eiser geen klachten of beperkingen had die relevant waren voor het nader gehoor. Eiser heeft voor het begin van het nader gehoor ook gezegd dat hij zich geestelijk en lichamelijk in staat voelde om het gehoor te doen. Verder is aan eiser verteld dat hij kon aangeven wanneer hij behoefte had aan een pauze.1 Tijdens het nader gehoor en in de pauzes heeft verweerder aan eiser ten minste drie keer gevraagd hoe het met hem gaat.2 Eiser heeft de eerste twee keer aangegeven dat het ‘goed’ met hem ging. De derde keer is besloten om te pauzeren. Eiser heeft in de pauze aangegeven dat hij hoofdpijn had. Eiser heeft onvoldoende concreet gemaakt dat hij vanwege hoofdpijn niet in staat was te verklaren of dat hij niet in staat was eenduidig te verklaren. Uit de weergave van het nader gehoor blijkt niet dat eiser vanwege de hoofdpijnklachten zich niet goed genoeg voelde om te verklaren. In de correcties en aanvullingen op het nader gehoor heeft eiser dit ook niet aangegeven. De rechtbank volgt eiser daarom niet in zijn stelling dat de gehoorambtenaar onzorgvuldig heeft gehandeld. Verder heeft verweerder op de zitting terecht naar voren gebracht dat hoewel het incident een tijd geleden zou hebben plaatsgevonden, van eiser mag worden verwacht dat hij over de kern van zijn asielrelaas eenduidig kan verklaren. Op grond van het voorgaande oordeelt de rechtbank dat verweerder de door eiser afgelegde verklaringen ten grondslag mocht leggen aan het bestreden besluit.
7. Eiser voert verder aan dat hij een reëel risico loopt op ernstige schade in strijd met artikel 3 van het EVRM omdat hij in zijn land van herkomst wordt gezocht door de autoriteiten en/of de Juglas.
1. Zie het nader gehoor, bladzijde 3.
2 Zie het nader gehoor, bladzijdes 12, 13 en 17 .
8. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat eiser geen reëel risico loopt op ernstige schade in strijd met artikel 3 van het EVRM. Verweerder heeft mogen beslissen dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij wordt gezocht door de autoriteiten en/of de Juglas vanwege een conflict met een politieagent. Verweerder heeft er daarbij op mogen wijzen dat eiser geen documenten van zijn arrestatie of die van zijn moeder heeft overgelegd en dat eiser niet weet of zijn moeder is veroordeeld. Verweerder heeft aan de brief van [A] geen betekenis hoeven toe te kennen omdat onduidelijk is wie deze persoon is. Verder heeft verweerder er op mogen wijzen dat eiser weinig kan verklaren over de politieagent waarmee eiser zegt een conflict te hebben. Eiser heeft enkel verklaard dat de politieagent wat lichter is qua huidskleur en niet zo sterk is. Zijn naam is eiser vergeten. Ook verklaart eiser wisselend over wanneer het conflict heeft plaatsgevonden. Van eiser mag worden verwacht dat hij eenduidig en meer kan verklaren over de man en het conflict waarvoor hij stelt zijn land van herkomst te hebben verlaten. Verweerder heeft niet ten onrechte ongeloofwaardig gevonden dat eiser een conflict heeft (gehad) met een politieagent. Daarom heeft verweerder zich ook niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hem een meldplicht is opgelegd. Dat eiser wordt gezocht vanwege het schenden van een meldplicht en zijn neef [B] hierdoor problemen ondervindt, heeft verweerder daarom niet hoeven volgen. Verder heeft verweerder vanwege het ongeloofwaardig geachte conflict met de politieagent zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij problemen heeft (gehad) met de Juglas. Daarbij komt dat verweerder eiser heeft mogen tegenwerpen dat hij met zijn verklaringen niet inzichtelijk heeft gemaakt dat hij door leden van de Juglas is aangevallen. De beroepsgrond faalt.
8. Eiser voert tot slot aan dat hij een reëel risico loop op ernstige schade in strijd met artikel 3 van het EVRM omdat hij met een vrouw van een andere klasse wil trouwen. Volgens eiser loopt hij daardoor het risico om slachtoffer te worden van eerwraak door zijn oom.
9. De rechtbank volgt eiser niet in zijn betoog. Eiser heeft zijn stelling namelijk niet nader onderbouwd of geconcretiseerd. Daarbij komt dat de verklaringen van eiser in het nader gehoor er niet op wijzen dat eiser vreest om slachtoffer te worden van eerwraak. Eiser heeft verklaard dat zijn familie zich zal schamen als hij met de vrouw trouwt en dat hij zal worden uitgesloten door zijn familie.3 De rechtbank is daarom van oordeel dat verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat eiser bij terugkeer naar zijn land van herkomst geen risico loopt op ernstige schade. De beroepsgrond faalt.
10. De beroepsgronden van eiser falen. Eiser komt niet in aanmerking voor toelating op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of b, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
11. De aanvraag is terecht afgewezen als ongegrond. Het beroep is ongegrond.
12. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

3 Zie het nader gehoor, bladzijdes 20 en 21.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.G. Nicholson, rechter, in aanwezigheid van mr. L.L. Hol, griffier.
De uitspraak is uitgesproken en bekendgemaakt op:
19 november 2021
en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl
Mr. J.G. Nicholson L.L. Hol
Rechter Griffier
Rechtbank Midden-Nederland Rechtbank Midden-Nederland
Documentcode: [documentcode]
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling
bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.