In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 12 november 2021 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening van verzoekster, die een aanvraag tot uitstel van vertrek had ingediend. De aanvraag was eerder door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen. Verzoekster heeft bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft het verzoek behandeld op 7 oktober 2021, waarbij verzoekster werd bijgestaan door haar gemachtigde, mr. J.A. Pieters. De Staatssecretaris was vertegenwoordigd door mr. N. Mikolajczyk.
De voorzieningenrechter heeft overwogen dat verzoekster wegens betalingsonmacht vrijgesteld is van het betalen van griffierecht. Tevens heeft de rechtbank in een andere zaak, NL21.11165, het beroep van verzoekster gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd. Dit betekent dat verzoekster niet kan worden uitgezet totdat er een beslissing is genomen op het bezwaar. De voorzieningenrechter heeft daarom het verzoek om voorlopige voorziening toegewezen en de uitzetting van verzoekster verboden tot vier weken na de beslissing op het bezwaar. Verweerder is ook veroordeeld tot het betalen van de proceskosten van verzoekster, die zijn vastgesteld op € 748,-.
De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing. De voorzieningenrechter heeft de zaak met zorg behandeld en de belangen van verzoekster afgewogen tegen de belangen van de Staat.