ECLI:NL:RBDHA:2021:16827

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 november 2021
Publicatiedatum
8 augustus 2022
Zaaknummer
NL21.4135
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing voorlopige voorziening en verbod tot uitzetting van verzoekster in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 12 november 2021 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening van verzoekster, die een aanvraag tot uitstel van vertrek had ingediend. De aanvraag was eerder door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen. Verzoekster heeft bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft het verzoek behandeld op 7 oktober 2021, waarbij verzoekster werd bijgestaan door haar gemachtigde, mr. J.A. Pieters. De Staatssecretaris was vertegenwoordigd door mr. N. Mikolajczyk.

De voorzieningenrechter heeft overwogen dat verzoekster wegens betalingsonmacht vrijgesteld is van het betalen van griffierecht. Tevens heeft de rechtbank in een andere zaak, NL21.11165, het beroep van verzoekster gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd. Dit betekent dat verzoekster niet kan worden uitgezet totdat er een beslissing is genomen op het bezwaar. De voorzieningenrechter heeft daarom het verzoek om voorlopige voorziening toegewezen en de uitzetting van verzoekster verboden tot vier weken na de beslissing op het bezwaar. Verweerder is ook veroordeeld tot het betalen van de proceskosten van verzoekster, die zijn vastgesteld op € 748,-.

De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing. De voorzieningenrechter heeft de zaak met zorg behandeld en de belangen van verzoekster afgewogen tegen de belangen van de Staat.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL21.4135
uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[verzoekster] , verzoekster V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. J.A. Pieters), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. N. Mikolajczyk).

Procesverloop

In het besluit van 18 maart 2021 (primair besluit) heeft verweerder de aanvraag van verzoekster tot het verlenen van uitstel van vertrek op grond van artikel 64 van de Vreemdelingenwet (Vw) afgewezen.
Verzoekster heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. Zij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Voordat een zitting heeft plaatsgevonden, heeft verweerder bij besluit van 17 juni 2021 (bestreden besluit) het bezwaar van verzoekster ongegrond verklaard.
Verzoekster heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld, zodat het verzoek om voorlopige voorziening geldt als een verzoek gedaan hangende het beroep bij de rechtbank.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek, samen met de zaak NL21.11165, op 7 oktober 2021 op zitting behandeld. Verzoekster is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Ook aanwezig waren [A] , de zus van verzoekster, en [B] , de begeleider van verzoekster. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Griffierecht
1. Verzoekster heeft verzocht om vrijstelling van betaling van het griffierecht voor de behandeling van de voorlopige voorziening wegens betalingsonmacht. Verzoekster heeft naar het oordeel van de voorzieningenrechter met de door haar overgelegde formulieren aannemelijk gemaakt dat zij niet over voldoende inkomsten of vermogen beschikt om de
verschuldigde bedragen aan griffierecht te betalen. Het beroep op betalingsonmacht slaagt daarom en verzoekster wordt vrijgesteld van de verplichting om griffierecht te betalen.
Oordeel van de voorzieningenrechter
2. Bij uitspraak van vandaag, zaaknummer NL21.11165, heeft de rechtbank uitspraak gedaan op het beroep. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd. Verweerder heeft in het primaire besluit aangegeven dat in bezwaar de rechtsgevolgen van dat besluit niet worden opgeschort, wat betekent dat verzoekster kan worden uitgezet. De voorzieningenrechter ziet daarom aanleiding om de gevraagde voorlopige voorziening toe te wijzen en uitzetting te verbieden tot vier weken nadat op het bezwaar is beslist.
3. De voorzieningenrechter wijst erop dat verzoekster wegens betalingsonmacht is vrijgesteld van het betalen van griffierecht, zodat verweerder niet op grond van artikel 8:74 van de Awb griffierecht hoeft te vergoeden.
4. Omdat het verzoek wordt toegewezen, krijgt verzoekster een vergoeding voor de proceskosten die zij heeft gemaakt. Verweerder moet die vergoeding betalen. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. De bijstand door een gemachtigde levert 1.0 punt op (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift). Deze punten hebben een waarde van € 748,- bij een wegingsfactor 1. Toegekend wordt € 748,-.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • wijst het verzoek toe;
  • verbiedt verweerder verzoekster uit Nederland te verwijderen tot vier weken nadat op het bezwaar is beslist;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoekster tot een bedrag van € 748,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.H. Lange, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. T.R. Oosterhoff-Vos, griffier.
De uitspraak is uitgesproken en bekendgemaakt op:
12 november 2021
en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
Mr. J.H. Lange T.R. Vos
Rechter Griffier
Rechtbank Midden-Nederland Rechtbank Midden-Nederland
Documentcode: [documentcode]
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.