ECLI:NL:RBDHA:2021:16823
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Terugkeerbesluit en inreisverbod voor vreemdeling zonder rechtmatig verblijf
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 augustus 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een eiser van Marokkaanse nationaliteit en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser had beroep ingesteld tegen een besluit van 7 maart 2021, waarin hem een terugkeerbesluit en een inreisverbod voor de duur van twee jaar was opgelegd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser op 4 maart 2021 was aangehouden na een vechtpartij, waarbij hij zich identificeerde met een valse Roemeense identiteitskaart. De rechtbank oordeelde dat de eiser niet rechtmatig in Nederland verbleef en dat het terugkeerbesluit met een vertrektermijn van vier weken terecht was opgelegd op basis van artikel 62 van de Vreemdelingenwet 2000. Tevens werd het inreisverbod, gebaseerd op artikel 66a van de Vreemdelingenwet, als rechtmatig beschouwd, omdat de eiser de vrije termijn had overschreden. De rechtbank concludeerde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die aanleiding gaven om van het inreisverbod af te zien of dit te verkorten. Het beroep van de eiser werd ongegrond verklaard, en de rechtbank oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.