ECLI:NL:RBDHA:2021:16822

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 oktober 2021
Publicatiedatum
8 augustus 2022
Zaaknummer
NL21.15223 en NL21.15171
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongegrondverklaring van beroep tegen terugkeerbesluit en maatregel van bewaring in vreemdelingenzaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 11 oktober 2021 uitspraak gedaan in de zaken NL21.15223 en NL21.15171, waarbij de rechtbank de beroepen van eiser ongegrond heeft verklaard. Eiser, die stelt de Vietnamese nationaliteit te hebben, had beroep ingesteld tegen een terugkeerbesluit en een maatregel van bewaring die door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid waren opgelegd. Het terugkeerbesluit, dat op 21 september 2021 was genomen, bevatte een inreisverbod voor de duur van twee jaar en een maatregel van bewaring op grond van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser betwistte de duidelijkheid van het terugkeerbesluit, omdat er meerdere opties waren aangekruist voor het land van terugkeer. De rechtbank oordeelde echter dat het voor eiser ondubbelzinnig duidelijk was dat hij naar Vietnam moest terugkeren, ondanks de vermelding van een derde optie. De rechtbank stelde vast dat de gronden voor de maatregel van bewaring niet waren betwist door eiser, en concludeerde dat de beroepen ongegrond waren. Het verzoek om schadevergoeding werd eveneens afgewezen, en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummers: NL21.15223 en NL21.15171
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen
[eiser], eiser
V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. D. Schaap),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. A.M.H. van de Wal).

Procesverloop

Bij besluit van 21 september 2021 (bestreden besluit 1) heeft verweerder aan eiser een terugkeerbesluit en inreisverbod voor de duur van twee jaar opgelegd. Verweerder heeft op diezelfde dag aan eiser de maatregel van bewaring (bestreden besluit 2) op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Eiser heeft tegen de bestreden besluiten beroep ingesteld. Het beroep tegen het terugkeerbesluit en het inreisverbod is geregistreerd onder nummer NL21.15223. Het beroep tegen de maatregel van bewaring is geregistreerd onder nummer NL21.15171. Dit laatste beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding
De rechtbank heeft de beroepen op 5 oktober 2021 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen mevrouw T.B.H. Vu. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt dat hij de Vietnamese nationaliteit heeft en dat hij is geboren op [geboortedatum] 1995.
Bestreden besluit 1 (het terugkeerbesluit en inreisverbod)
2. Eiser voert aan dat er ten onrechte meerdere opties zijn aangekruist op het terugkeerbesluit wat betreft het land waarnaar eiser moet terugkeren. Er staat namelijk dat eiser naar Vietnam moet terugkeren, maar ook naar een nog vast te stellen land van bestemming. Hierdoor is niet voldoende duidelijk naar welk land eiser moet terugkeren en
dit is niet in overeenstemming met wat de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) heeft geoordeeld in haar uitspraak van 2 juni 20211.
3. Uit de uitspraak van de ABRvS waar eiser naar verwijst volgt dat een terugkeerbesluit het land van terugkeer moet bevatten, zodat de vreemdeling de mogelijkheid heeft om aan te voeren waarom hij niet naar dit land kan of wil terugkeren. Uit deze uitspraak volgt ook dat de rechtsbescherming van de vreemdeling op dit punt niet in gevaar is, wanneer uit de motivering van het besluit ondubbelzinnig blijkt naar welk land verweerder verwacht dat hij terugkeert.
4. De rechtbank oordeelt dat uit het terugkeerbesluit duidelijk blijkt dat eiser naar Vietnam moet terugkeren. Dat er nog een derde optie is aangekruist maakt dit niet anders, juist omdat er ook in het besluit staat aangegeven dat dit is gedaan omdat eiser geen identiteitsdocumenten heeft waarmee zijn land van herkomst met zekerheid kan worden vastgesteld. Ook heeft verweerder in het besluit en ter zitting aangegeven dat als blijkt dat eiser naar een andere bestemming dan Vietnam moet terugkeren, er een nieuw terugkeerbesluit zal worden genomen waarin deze bestemming wordt vermeld. Verder is tijdens het gehoor voorafgaand aan het terugkeerbesluit met eiser besproken hoe hij aankijkt tegen de terugkeer naar Vietnam. Hoewel er dus meerdere opties zijn aangekruist op het terugkeerbesluit, was het voor eiser ondubbelzinnig duidelijk welk land het betreft. De beroepsgrond slaagt daarom niet.
Bestreden besluit 2 (de maatregel van bewaring)
5. In de maatregel van bewaring heeft verweerder overwogen dat de openbare orde de maatregel vordert, omdat het risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken en eiser de voorbereiding van het vertrek of de uitzettingsprocedure ontwijkt of belemmert. Verweerder heeft als zware gronden2 vermeld dat eiser:
3a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging daartoe heeft gedaan;
3b. zich in strijd met de Vreemdelingenwetgeving gedurende enige tijd aan het toezicht op vreemdelingen heeft onttrokken;
3d. niet dan wel niet voldoende meewerkt aan het vaststellen van zijn identiteit en nationaliteit;
3f. zich zonder noodzaak heeft ontdaan van zijn reis- of identiteitsdocumenten;
3i. te kennen heeft gegeven dat hij geen gevolg zal geven aan zijn verplichting tot terugkeer; en als lichte gronden3 vermeld dat eiser:
4a. zich niet aan een of meer andere voor hem geldende verplichtingen van hoofdstuk 4 van
het Vb heeft gehouden;
4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan.
6. De rechtbank stelt vast dat eiser de gronden die ten grondslag aan de maatregel van bewaring zijn gelegd niet heeft betwist.
2 Artikel 5.1b, derde lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb).
3 Artikel 5.1b, vierde lid, van het Vb.
Conclusie
7. De beroepen zijn ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart de beroepen ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D. Verduijn, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Bazaz, griffier.
De uitspraak is uitgesproken en bekendgemaakt op:
11 oktober 2021
en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.