Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[eiser] , eiser
Procesverloop
Overwegingen
ultimum remedium.
Beslissing
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 11 november 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de bewaring van een Syrische asielzoeker. De eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. A.W.J. van der Meer, had beroep ingesteld tegen een besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarbij hem op grond van artikel 59a van de Vreemdelingenwet 2000 een maatregel van bewaring was opgelegd. De rechtbank heeft de zaak behandeld via een beeldverbinding, waarbij de eiser aanwezig was met een tolk, dhr. M. Fayez, en de verweerder vertegenwoordigd werd door zijn gemachtigde S. Faddach.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de maatregel van bewaring was opgelegd omdat er een concreet aanknopingspunt bestond voor een overdracht aan Roemenië en er een significant risico was dat de eiser zich aan het toezicht zou onttrekken. De rechtbank heeft de argumenten van de eiser, waaronder onzorgvuldigheden in de maatregel en de afwezigheid van een belangenafweging voor lichter middelen, beoordeeld. De rechtbank concludeerde dat de zware gronden voor de bewaring voldoende waren en dat de eiser niet had aangetoond dat de DT&V niet gerechtigd was om zijn asieldossier te bekijken.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de verschrijvingen in de maatregel niet zodanig waren dat ze tot onrechtmatigheid van de maatregel konden leiden. De uitspraak is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl en kan worden aangevochten bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na bekendmaking.