ECLI:NL:RBDHA:2021:16817
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- J.G. Nicholson
- E. Kersten
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 1 november 2021 uitspraak gedaan in het kader van een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. M.A.C. de Vilder-van Overmeire, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de verlengde procedure. Deze aanvraag was door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door mr. A. Hadfy-Kovacs, afgewezen bij besluit van 16 september 2021, omdat deze als kennelijk ongegrond werd beschouwd.
Verzoeker heeft tegen dit besluit beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 27 oktober 2021 behandeld, waarbij verzoeker en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals een tolk. Tijdens de zitting is ook de zaak NL21.15267 behandeld, die samenhangt met het verzoek om voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen aangegeven dat, gezien de uitspraak in de samenhangende zaak NL21.15267, een voorlopige voorziening niet meer nodig is. Daarom heeft hij het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. J.G. Nicholson, in aanwezigheid van griffier mr. E. Kersten, en is op 1 november 2021 bekendgemaakt. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.