ECLI:NL:RBDHA:2021:16815
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 1 november 2021 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een asielaanvraag. Verzoekster, die samen met haar minderjarige dochter een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd, kreeg te maken met een afwijzing van deze aanvraag door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Het bestreden besluit, dat op 27 september 2021 was genomen, verklaarde de aanvraag kennelijk ongegrond. Hierop heeft verzoekster beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De zitting vond plaats op 27 oktober 2021, waar verzoekster, bijgestaan door haar gemachtigde mr. U.H. Hansma, aanwezig was. De Staatssecretaris werd vertegenwoordigd door mr. A. Hadfy-Kovacs. Tijdens de zitting was ook een tolk, C. Katchour, aanwezig. De voorzieningenrechter heeft de zaak samen met een andere zaak (NL21.15615) behandeld.
In de uitspraak van vandaag, die betrekking heeft op de andere zaak, is besloten dat een voorlopige voorziening niet meer nodig is. Daarom heeft de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. J.G. Nicholson, in aanwezigheid van griffier mr. E. Kersten, en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.