ECLI:NL:RBDHA:2021:16815

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 november 2021
Publicatiedatum
5 augustus 2022
Zaaknummer
NL21.15616
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 1 november 2021 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een asielaanvraag. Verzoekster, die samen met haar minderjarige dochter een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd, kreeg te maken met een afwijzing van deze aanvraag door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Het bestreden besluit, dat op 27 september 2021 was genomen, verklaarde de aanvraag kennelijk ongegrond. Hierop heeft verzoekster beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.

De zitting vond plaats op 27 oktober 2021, waar verzoekster, bijgestaan door haar gemachtigde mr. U.H. Hansma, aanwezig was. De Staatssecretaris werd vertegenwoordigd door mr. A. Hadfy-Kovacs. Tijdens de zitting was ook een tolk, C. Katchour, aanwezig. De voorzieningenrechter heeft de zaak samen met een andere zaak (NL21.15615) behandeld.

In de uitspraak van vandaag, die betrekking heeft op de andere zaak, is besloten dat een voorlopige voorziening niet meer nodig is. Daarom heeft de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. J.G. Nicholson, in aanwezigheid van griffier mr. E. Kersten, en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL21.15616
uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen
[verzoekster], V-nummer: [V-nummer 1] , verzoekster mede namens haar minderjarige dochter:
[minderjarige] ,V-nummer [V-nummer 2] (gemachtigde: mr. U.H. Hansma),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. A. Hadfy-Kovacs).

Procesverloop

Bij besluit van 27 september 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van verzoekster tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de verlengde procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.
Verzoekster heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Zij heeft verder de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek, tezamen met de zaak NL21.15615, op 27 oktober 2021 op zitting behandeld. Verzoekster is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Als tolk is verschenen C. Katchour. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Bij uitspraak van vandaag, zaaknummer NL21.15615, heeft de rechtbank uitspraak gedaan op het beroep. Een voorlopige voorziening is daarom niet meer nodig. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om die reden af.
2. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.G. Nicholson, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. E. Kersten, griffier.
De uitspraak is uitgesproken en bekendgemaakt op:
01 november 2021
en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.

Documentcode: [documentcode]

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.