ECLI:NL:RBDHA:2021:16813

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 oktober 2021
Publicatiedatum
4 augustus 2022
Zaaknummer
AWB 21/3525
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen terugkeerbesluit en inreisverbod van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 oktober 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, en verweerder. Eiser, geboren in 1979 en van Costa Ricaanse nationaliteit, had een terugkeerbesluit en een inreisverbod opgelegd gekregen. Het terugkeerbesluit was op 20 mei 2021 genomen, met een vertrektermijn van 28 dagen, en het inreisverbod volgde op 23 juni 2021 voor de duur van twee jaar. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het terugkeerbesluit, maar is niet verschenen op de zitting. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser geen gronden heeft aangevoerd tegen het terugkeerbesluit en heeft dit beroep ongegrond verklaard. Echter, eiser heeft wel gronden aangevoerd tegen het inreisverbod, stellende dat hij rechtmatig verblijf heeft vanwege zijn Poolse echtgenote en een aanvraag voor een verblijfsvergunning in Polen. Verweerder heeft ter zitting erkend dat het inreisverbod niet kan standhouden, wat de rechtbank heeft geleid tot de beslissing om het inreisverbod te vernietigen. De rechtbank heeft het beroep tegen het inreisverbod gegrond verklaard en het inreisverbod vernietigd, terwijl het beroep tegen het terugkeerbesluit ongegrond werd verklaard. Er zijn geen proceskosten voor vergoeding in aanmerking gekomen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 21/3525

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 oktober 2021 in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [v-nummer]
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. A. Bondarev).

Procesverloop

In het besluit van 20 mei 2021 heeft verweerder aan eiser een terugkeerbesluit met een vertrektermijn van 28 dagen opgelegd. In het besluit van 23 juni 2021 heeft verweerder aan eiser een inreisverbod voor de duur van twee jaar opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit van 20 mei 2021 beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 19 oktober 2021 op zitting behandeld. Eiser is, met bericht van verhindering, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser is geboren op [1979] en heeft de Costa Ricaanse nationaliteit. Op 20 mei 2021 is aan hem in de vertrekhal op Schiphol bij zijn uitreis naar [land] een terugkeerbesluit en een voornemen tot een inreisverbod opgelegd. Eiser is de mogelijkheid geboden om een zienswijze in te dienen ten aanzien van het inreisverbod, maar hij heeft hier geen gebruik van gemaakt. Vervolgens heeft verweerder op 23 juni 2021 een inreisverbod voor de duur van twee jaar opgelegd.
2. Verweerder heeft aan de besluiten ten grondslag gelegd dat eiser zijn vrije termijn met meer dan 90 dagen heeft overschreden en daarom geen rechtmatig verblijf meer heeft.
3. Het beroep tegen het terugkeerbesluit van 20 mei 2021 heeft de rechtbank op 15 juni 2021 ontvangen. Ten tijde van het ingestelde beroep was er nog geen sprake van een inreisverbod, enkel van een voornemen voor een inreisverbod. Uit de gronden van beroep maakt de rechtbank echter op dat eiser het beroep ook heeft bedoeld te richten tegen het inreisverbod en de rechtbank zal het beroep dan ook opvatten als bedoeld tegen zowel het terugkeerbesluit als het inreisverbod [1] .
Beroep tegen het terugkeerbesluit
4. De rechtbank stelt vast dat eiser geen gronden tegen het terugkeerbesluit heeft aangevoerd. De rechtbank verklaart het beroep tegen het terugkeerbesluit ongegrond.
Beroep tegen het inreisverbod
5. Eiser heeft wel gronden aangevoerd tegen het inreisverbod en stelt kortgezegd dat verweerder het inreisverbod niet heeft mogen opleggen, omdat hij een Poolse echtgenote heeft, in Polen een aanvraag voor een verblijfsvergunning heeft ingediend en daarom rechtmatig verblijf heeft. Eiser heeft zijn standpunt onderbouwd met een kopie van zijn huwelijksakte en paspoort met een stempel waaruit blijkt dat hij een verblijfsvergunning heeft aangevraagd.
6. Verweerder heeft ter zitting erkend dat het inreisverbod geen stand kan houden vanwege de punten die eiser heeft aangevoerd. De rechtbank ziet daarom reden om het inreisverbod te vernietigen.
7. Het beroep tegen het inreisverbod is gegrond en de rechtbank vernietigt het inreisverbod.
8. Er zijn geen voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep tegen het terugkeerbesluit ongegrond;
- verklaart het beroep tegen het inreisverbod gegrond;
- vernietigt het inreisverbod.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J. Catsburg, rechter, in aanwezigheid van
mr. T.R. Oosterhoff-Vos, griffier. De uitspraak is uitgesproken op 22 oktober 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Artikel 6:10, onder b, van de Algemene wet bestuursrecht.