ECLI:NL:RBDHA:2021:16809

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 november 2021
Publicatiedatum
2 augustus 2022
Zaaknummer
NL21.15615
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van Oekraïense eiseres afgewezen als kennelijk ongegrond, maar herbeoordeling van de situatie in Oekraïne leidt tot vernietiging van het besluit

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 1 november 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Oekraïense eiseres, die samen met haar minderjarige dochter een verblijfsvergunning asiel had aangevraagd. De aanvraag werd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen als kennelijk ongegrond, met de stelling dat Oekraïne als veilig land van herkomst kan worden beschouwd. Eiseres, bijgestaan door haar gemachtigde, heeft tegen dit besluit beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 27 oktober 2021 heeft de rechtbank de zaak behandeld, waarbij ook een tolk aanwezig was.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de vrees van eiseres voor bedreigingen door haar vader en discriminatie vanwege de afkomst van haar dochter niet voldoende onderbouwd was om aan te nemen dat Oekraïne in haar specifieke geval niet veilig zou zijn. Echter, de rechtbank oordeelde dat de herbeoordelingen van de situatie in Oekraïne door verweerder niet in overeenstemming waren met de vereisten van artikel 37, derde lid, van de Procedurerichtlijn. Dit leidde tot de conclusie dat het bestreden besluit vernietigd moest worden, voor zover het Oekraïne als veilig land van herkomst aanmerkte.

Desondanks heeft de rechtbank de rechtsgevolgen van het vernietigde gedeelte van het besluit in stand gelaten, omdat verweerder op 8 juli 2021 een nieuwe herbeoordeling had uitgevoerd die wel aan de vereisten voldeed. De rechtbank heeft eiseres een proceskostenvergoeding van € 1.496,- toegekend, omdat het beroep gegrond werd verklaard. De uitspraak is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL21.15615
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiseres 1], V-nummer: [V-nummer 1] , eiseres mede namens haar minderjarige dochter:
[eiseres 2] ,V-nummer [V-nummer 2] (gemachtigde: mr. U.H. Hansma),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. A. Hadfy-Kovacs).

Procesverloop

Bij besluit van 27 september 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de verlengde procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep, tezamen met de zaak NL21.15616, op 27 oktober 2021 op zitting behandeld. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Als tolk is verschenen C. Katchour. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiseres heeft de Oekraïense nationaliteit en is geboren op [geboortedatum] 1989. Zij heeft asiel gevraagd om de volgende redenen. De ouders van eiseres zijn gescheiden. Haar vader heeft haar moeder bedreigd. De moeder van eiseres is daarop naar Italië vertrokken. De vader van eiseres heeft daarna ook eiseres bedreigd, omdat zij de kant van haar moeder koos. Daarop is ook eiseres, in juni 2013, gevlucht naar Italië. Zij heeft daar een relatie gekregen met een Nigeriaanse man, met wie zij op 18 januari 2020 een dochtertje heeft gekregen. De moeder van eiseres en haar vriend zijn hier fel op tegen en hebben eiseres bedreigd. Eiseres vreest bij terugkeer naar Oekraïne voor haar vader, haar moeder en diens vriend. Verder vreest zij voor discriminatie door medeburgers vanwege de half-Afrikaanse afkomst van haar dochtertje.
3. Het asielrelaas van eiseres bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
  • identiteit, nationaliteit en herkomst;
  • problemen met vader, moeder en de vriend van de moeder.
4. Verweerder heeft beide relevante elementen geloofwaardig geacht. Hoewel verweerder de vrees van eiseres voor discriminatie door medeburgers niet als afzonderlijk relevant element heeft benoemd, heeft hij deze gestelde vrees wel bij de beoordeling van het asielrelaas betrokken. Verweerder heeft de asielaanvraag van eiseres afgewezen als kennelijk ongegrond, omdat Oekraïne in het algemeen kan worden beschouwd als een veilig land van herkomst. Eiseres heeft volgens verweerder ook niet aannemelijk gemaakt dat Oekraïne ten aanzien van haar persoonlijk zijn verdragsverplichtingen niet nakomt en niet kan worden beschouwd als een veilig land van herkomst.
Is Oekraïne in het algemeen een veilig land van herkomst?
5. Eiseres voert aan dat verweerder Oekraïne in het bestreden besluit ten onrechte heeft aangemerkt als een veilig land van herkomst. Verweerder heeft in het bestreden besluit namelijk verwezen naar de herbeoordelingen van de situatie in Oekraïne van 11 juni 20181 en 30 september 20202, maar deze herbeoordelingen zijn uitgevoerd in strijd met artikel 37, derde lid, van de Procedurerichtlijn (Pri). Eiseres verwijst hierbij naar de uitspraak van de hoogste bestuursrechter in dit soort zaken van 7 april 20213 en naar een uitspraak van deze rechtbank van 28 april 2021.4
5.1.
De rechtbank oordeelt als volgt.
5.2.
Uit de uitspraak van 7 april 2021 blijkt dat verweerder, bij de herbeoordeling of een land als een veilig land van herkomst is aan te merken, op grond van artikel 37, derde lid, van de Pri een reeks informatiebronnen moet betrekken. Verweerder moet in het bijzonder informatie betrekken uit andere lidstaten, het EASO, de UNHCR, de Raad van Europa en andere relevante internationale organisaties. Als van die bronnen geen informatie beschikbaar is, dan moet verweerder dat toelichten. Als hij dat doet, dan kan hij zijn beoordeling ook baseren op relevante informatie van andere gezaghebbende internationale organisaties, zoals het US State Department en Freedom House. Verweerder moet uitleggen en motiveren waarom de wel beschikbare informatie de conclusie kan dragen dat een land nog steeds als veilig land van herkomst is aan te merken.
5.3.
De rechtbank stelt vast dat verweerder bij de herbeoordelingen van 11 juni 2018 en 30 september 2020 alleen informatie heeft gebruikt van het US State Department en Freedom House. Verweerder heeft dus niet de in artikel 37, derde lid, van de Pri genoemde bronnen betrokken bij de herbeoordeling. Verweerder heeft ook niet uitgelegd dat van deze bronnen geen informatie beschikbaar is. Eiseres heeft dus terecht aangevoerd dat de herbeoordelingen van de situatie in Oekraïne van 11 juni 2018 en 30 september 2020 niet zijn uitgevoerd in overeenstemming met artikel 37, derde lid, van de Pri. Het beroep is daarom gegrond en het bestreden besluit dient te worden vernietigd, voor zover Oekraïne daarin is aangemerkt als een veilig land van herkomst.
1. Tweede Kamer, vergaderjaar 2017-2018, 19 637, nr. 2392.
2 Tweede Kamer, vergaderjaar 2020-2021, 19 637, nr. 2664.
3 Uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, ECLI:NL:RVS:2021:738.
5.4.
De rechtbank ziet aanleiding om de rechtsgevolgen van het vernietigde gedeelte van het bestreden besluit in stand te laten. Verweerder heeft namelijk in het verweerschrift aangevoerd dat er op 8 juli 20215 een nieuwe herbeoordeling van de situatie in Oekraïne heeft plaatsgevonden. Voor deze herbeoordeling heeft verweerder gebruik gemaakt van
een reeks informatiebronnen, waaronder informatie van de Raad van Europa en andere relevante internationale organisaties. Verweerder heeft toegelicht dat geen actuele rapportages beschikbaar zijn van andere lidstaten, het EASO en de UNHCR. Eiseres heeft deze herbeoordeling ter zitting niet betwist. De rechtbank ziet dan ook geen reden voor het oordeel dat deze herbeoordeling niet overeenkomstig artikel 37, derde lid, van de Pri, zou zijn uitgevoerd.
5.5.
De conclusie is dat Oekraïne kan worden aangemerkt als een veilig land van herkomst. Dit betekent dat in zijn algemeenheid wordt aangenomen dat vreemdelingen afkomstig uit Oekraïne daar niet te vrezen hebben voor problemen die zouden kunnen leiden tot internationale bescherming. Deze vreemdelingen dienen zich bij eventuele problemen te wenden tot de Oekraïense autoriteiten voor bescherming. De stelling van eiseres dat deze bescherming in de praktijk niet van de grond komt, doet daaraan niet af. Uit vaste rechtspraak blijkt namelijk dat het gegeven dat de mate van effectiviteit van de bescherming niet op voorhand vast staat, niet betekent dat in feite geen bescherming kan worden verkregen.6
Is Oekraïne voor eiseres persoonlijk een veilig land van herkomst?
6. Eiseres voert vervolgens aan dat Oekraïne in haar specifieke geval niet veilig is. Eiseres heeft in Oekraïne te vrezen voor bedreigingen en geweld door haar vader, moeder en diens vriend en voor discriminatie door medeburgers. De Oekraïense autoriteiten kunnen eiseres niet tegen deze problemen beschermen. Eiseres weet immers vooraf nooit wanneer en hoe iemand zal toeslaan. Eiseres kan ook niet of nauwelijks bescherming vragen, omdat deze bescherming in de praktijk niet van de grond komt.
7. De rechtbank oordeelt dat verweerder heeft mogen beslissen dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat Oekraïne in haar specifieke situatie geen veilig land van herkomst is. Verweerder heeft daarbij mogen betrekken dat eiseres in Oekraïne geen aangifte heeft gedaan van de bedreigingen door haar vader. Verweerder heeft daarbij ook mogen betrekken dat eiseres zich niet eerder met haar dochter heeft gevestigd in Oekraïne. Zij heeft dus geen ervaring met mogelijke discriminatie in verband met de half-Afrikaanse afkomst van haar dochtertje. Eiseres heeft haar stelling dat het inroepen van bescherming door de autoriteiten op voorhand zinloos is, niet aannemelijk gemaakt. De enkele stelling dat de bescherming in de praktijk niet goed van de grond komt, is daarvoor onvoldoende. Immers, zoals al overwogen onder 5.5, maakt het gegeven dat de mate van effectiviteit van de bescherming niet op voorhand vast staat, niet dat in feite geen bescherming kan worden verkregen. Voor zover eiseres in de Oekraïne problemen ondervindt met haar vader, haar moeder en diens vriend en/of discriminatie door medeburgers mag dus van haar verwacht worden dat zij de bescherming van de lokale autoriteiten inroept.
5 Tweede Kamer, 2020-2021, 19637, nr. 2755.
6 Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 1 februari 2017, ECLI:NL:RVS:2017:281.
Conclusie
8. Gelet op alinea 5, is het beroep gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit, voor zover dat ziet op de motivering van het standpunt van verweerder dat Oekraïne moet worden beschouwd als een veilig land van herkomst. Nu verweerder in zijn verweerschrift alsnog voldoende heeft gemotiveerd dat Oekraïne kan worden aangemerkt als een veilig land van herkomst, laat de rechtbank de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand.
9.
Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, krijgt eiseres een vergoeding voor de proceskosten die zij heeft gemaakt. Verweerder moet die vergoeding betalen. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. De bijstand door een gemachtigde levert 2 punten op (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen zitting). Die punten hebben een waarde van € 748,- bij een wegingsfactor 1. Toegekend wordt € 1.496,-.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit voor zover dat ziet op de motivering van het standpunt van verweerder dat Oekraïne moet worden beschouwd als een veilig land van herkomst;
  • bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde gedeelte van het bestreden besluit in stand blijven;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.496,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.G. Nicholson, rechter, in aanwezigheid van mr. E. Kersten, griffier.
De uitspraak is uitgesproken en bekendgemaakt op:
01 november 2021
en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
Mr. J.G. Nicholson E. Kersten
Rechter Griffier
Rechtbank Midden-Nederland Rechtbank Midden-Nederland
Documentcode: [documentcode]
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling
bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.