ECLI:NL:RBDHA:2021:16791
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en interstatelijk vertrouwensbeginsel in het kader van de Dublinverordening
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 2 november 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, vertegenwoordigd door mr. S.R. Nohar, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door mr. M.K. Ruijzendaal, heeft de aanvraag niet in behandeling genomen op grond van de Dublinverordening, omdat Spanje verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, maar is niet verschenen op de zitting op 26 oktober 2021.
De rechtbank overweegt dat de Staatssecretaris zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat Spanje verantwoordelijk is voor de asielaanvraag van eiser. Eiser heeft aangevoerd dat Spanje niet kan worden vertrouwd vanwege de slechte opvangmogelijkheden door de coronapandemie. De rechtbank oordeelt echter dat eiser niet voldoende heeft onderbouwd dat er structurele tekortkomingen zijn in het Spaanse asiel- en opvangsysteem. De rechtbank verwijst naar eerdere uitspraken van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State, waaruit blijkt dat er geen sprake is van dergelijke tekortkomingen.
Daarnaast heeft eiser gesteld dat hij binding heeft met Nederland door zijn pleegouders, maar de rechtbank oordeelt dat hij niet heeft aangetoond dat hij daadwerkelijk pleegouders in Nederland heeft en dat hij daarvan afhankelijk is. De rechtbank concludeert dat de Staatssecretaris geen aanleiding heeft hoeven zien om de asielaanvraag van eiser in behandeling te nemen. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard, en er bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.