Beoordeling door de rechtbank
Manier van beoordelen van de gestelde bewijsnood en de gestelde substantiële indicatieve documenten
10. In de Werkinstructie 2020/13 van verweerder (hierna: de werkinstructie) is opgenomen wanneer sprake is van bewijsnood. Zo is op pagina 5 vermeld:
“In het geval de nareiziger geen officiële documenten kan overleggen voor het aantonen van de identiteit en/of
familierechtelijke relatie, geldt dat de reden hiervoor kenbaar moet worden gemaakt”en
“Daarnaast dient de nareiziger zijn identiteit en/of de familierechtelijke relatie zoveel mogelijk aannemelijk te maken met andere, niet- officiële, oftewel indicatieve, documenten.”
11. Ook is in de werkinstructie opgenomen dat bij de vaststelling of substantiële indicatieve documenten zijn overgelegd het geheel aan documenten en omstandigheden wordt bezien. Elk indicatief document wordt naar zijn aard gewogen, waarbij aan een indicatief document dat op basis van een eigen verklaring is opgemaakt minder waarde kan worden toegekend dan aan een indicatief document dat is afgegeven op basis van - al dan niet officiële - documenten en /of verklaringen. Daarnaast kan aan een document dat positief is beoordeeld door Bureau Documenten aanzienlijk meer waarde worden toegekend dan aan een niet onderzocht document. In de werkinstructie zijn verder enkele voorbeelden gegeven van indicatieve documenten. Zo kan een UNHCR- document waar een pasfoto op staat dienen om de identiteit aannemelijk te maken.
Door eiseres gegeven verklaring
12. Eiseres heeft een algemene uitleg gegeven over het leven in Eritrea zonder officiële documenten. Eiseres wijst erop dat zij uit een klein dorp komt en een relatief korte periode vanaf haar 18de jaar in het land heeft verbleven. Verweerder heeft hier tegenover gesteld dat uit het Algemeen ambtsbericht Eritrea november 2020 volgt dat paspoort en identiteitskaart officiële identiteitsdocumenten zijn in Eritrea. Ook wijst verweerder erop dat in het ambtsbericht op pagina 17 is vermeld dat het in de praktijk lastig is in Eritrea te functioneren zonder in het bezit te zijn van enige vorm van identificatie. De rechtbank overweegt dat verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat de verklaring van eiseres onvoldoende op haar als persoon is toegespitst en dat eiseres onvoldoende concreet is ingegaan op hoe zij zonder officiële identiteitsdocumenten heeft kunnen functioneren in het dagelijks leven in Eritrea. De enkele verwijzing naar een passage uit het ambtsbericht van november 2020, waarin staat dat het weleens voorkomt dat
6 Eiseres wijst op Werkinstructie 2020/13 van verweerder.
jongeren geen documenten hebben om de dienstplicht te ontwijken, is onvoldoende om dit specifiek voor eiseres ook aannemelijk te achten.
Door eiseres overgelegde documenten
13. Namens eiseres is op 16 juni 2021 een kopie van een ‘bewonerspas’ in het geding gebracht, waarvan het origineel inmiddels ook in Nederland zou zijn. Op de pas zou het nummer van de identiteitskaart van de ouder van eiseres zijn vermeld, omdat zij ten tijde van de afgifte minderjarig was. Verweerder heeft ter zitting naar voren gebracht dat de in beroep overgelegde bewonerspas duidt op een tegenstrijdigheid in de verklaring van eiseres. Eerst heeft zij eiseres stellig verklaard dat zij geen officiële identiteitsgegevens kon krijgen, omdat zij dan in het zicht zou komen van de Eritrese autoriteiten en een (risicovolle) dienstplicht zou moeten vervullen. Nu zou moeten blijken dat eiseres wel een pas van het lokale ministerie in haar bezit had (vermeld is de deelgemeente Segeneyti/ Maereba). Hoewel zij op het moment van afgifte van de pas (4 februari 2015) nog niet de leeftijd van 18 jaar had bereikt was zij hierdoor wel bekend bij de autoriteiten. De rechtbank concludeert dan ook dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat op dit punt sprake is van een tegenstrijdigheid in het betoog van eiseres. Verder heeft verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat de bewonerspas geen substantieel indicatief bewijs is van de identiteit van eiseres, onder meer nu het document geen pasfoto bevat.
14. Verweerder heeft niet de betekenis toegekend aan de overgelegde kerkelijke huwelijksakte en doopakte die eiseres wenst. In het bestreden besluit is over deze documenten opgenomen, dat het Bureau Documenten gelet op het beschikbare vergelijkingsmateriaal geen waardeoordeel heeft kunnen geven, waardoor de authenticiteit niet vaststaat. Ook is voor beide documenten vermeld dat hieraan geen onderliggende brondocumenten ten grondslag liggen, waardoor deze enkel zijn afgegeven op grond van de eigen verklaringen van eiseres. Daar komt bij dat de kerkelijke huwelijksakte een tardief document is, evenals de doopakte. Het huwelijk heeft plaatsgevonden 3 september 2015, terwijl het document pas is afgegeven op 4 april 2019. De doop heeft plaatsgevonden op
27 november 1998, terwijl het document pas is afgegeven op 4 mei 2018. Gezien het voorgaande volgt de rechtbank verweerder dat hij niet de bewijskracht/ het gewicht geeft aan deze documenten die eiseres graag zou zien.
15. Over de UNHCR Refugee ID Card heeft eiseres aangevoerd dat deze kaart met pasfoto in de werkinstructie expliciet wordt genoemd als indicatief bewijs. Verweerder heeft hierover aangevoerd dat Bureau Documenten de pas niet heeft beoordeeld, omdat enkel een kopie is overgelegd en dat de geboorteplaats van eiseres ontbreekt. Ook wijst verweerder erop dat niet is gebleken van onderliggende brondocumenten, zodat er vanuit gegaan moet worden dat de pas is afgegeven op basis van de eigen verklaringen van eiseres. Ter zitting heeft verweerder verduidelijkt dat dit volgens hem betekent dat de UNHCR-pas wel indicatief is, omdat de naam, geboortedatum en pasfoto van eiseres erop staan, maar niet voldoende substantieel. De rechtbank volgt verweerder op dit punt, met name vanwege de afwezigheid van onderliggende brondocumenten.
16. Eiseres benadrukt dat zij op de foto staat met de referent en dat dit indicatief bewijs is. Verder stelt zij dat getuigenverklaringen in het eigen beleid van verweerder genoemd worden als indicatief bewijs. Verweerder stelt dat een foto nooit de rol van een officieel identiteit vaststellend document kan vervullen. Het is niet afgegeven door bevoegde Eritrese
autoriteiten en essentiële persoonsgegevens missen (naam, geboortedatum, geboorteplaats). Daarnaast benadrukt verweerder dat de getuigenverklaring geen persoonsgegevens bevat die onderdeel zijn van iemands identiteit en enkel gaan over de aanwezigheid van de getuige bij het gestelde huwelijk. Ook stelt verweerder dat de getuigenverklaring niet afkomstig is van een objectief verifieerbare bron. De rechtbank volgt verweerder in het standpunt dat foto’s niet de noodzakelijke gegevens bevatten om iemands identiteit vast te kunnen stellen en dat de getuigenverklaring een te beperkte strekking heeft, dat wil zeggen enkel betrekking heeft op de aanwezigheid bij het gestelde huwelijk. Gezien het voorgaande slagen de beroepsgronden niet.
17. De rechtbank concludeert dat verweerder niet ten onrechte geen bewijsnood heeft aangenomen en ook niet ten onrechte is uitgegaan van de afwezigheid van voldoende substantiële documenten. Om deze reden kon de aanvraag om een mvv zonder nader onderzoek worden afgewezen.
18. Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat eiseres geen gelijk krijgt.
19. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.