ECLI:NL:RBDHA:2021:16779

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 november 2021
Publicatiedatum
28 juli 2022
Zaaknummer
NL21.8495 en AWB 20/9242
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verblijfsvergunning regulier op basis van artikel 8 EVRM en medische situatie

In deze zaak heeft eiseres, een 86-jarige alleenstaande vrouw met de Dominicaanse nationaliteit, een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning regulier op basis van gezinsleven met haar meerderjarige dochter in Nederland. De aanvraag werd afgewezen door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, omdat eiseres niet voldeed aan het mvv-vereiste en er geen sprake zou zijn van een beschermingswaardig gezinsleven volgens artikel 8 van het EVRM. Eiseres heeft bezwaar gemaakt en verzocht om een voorlopige voorziening, maar ook dit verzoek werd afgewezen.

De rechtbank heeft de zaak op 21 oktober 2021 behandeld en direct uitspraak gedaan. De rechtbank oordeelde dat de argumenten van eiseres niet voldoende waren om aan te tonen dat er sprake was van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie met haar dochter. De rechtbank stelde vast dat eiseres geen volledig medisch dossier had overgelegd en dat verweerder terecht geen advies had gevraagd aan het Bureau Medische Advisering. De rechtbank concludeerde dat er geen beschermingswaardig gezinsleven was en dat de afwijzing van de aanvraag terecht was.

De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om een voorlopige voorziening af. Eiseres werd gewezen op de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan tegen deze uitspraak. De uitspraak werd gedaan door mr. C.M. Dijksterhuis, in aanwezigheid van griffier mr. A. Vranken.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht
zaaknummers: NL21.8495 en AWB 20/9242
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter in de zaak tussen
[eiseres], V-nummer: [V-nummer] , eiseres/verzoekster, (gemachtigde: mr. M.E.M. Jacquemard),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. A.M.H. van de Wal).

Procesverloop

Eiseres/verzoekster (hierna: eiseres) heeft op 4 mei 2020 een aanvraag ingediend tot het verlenen van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd voor het doel ‘familieleven op grond van artikel 8 van het EVRM1 bij mevrouw [A] (referente).
Met het besluit van 17 november 2020 heeft verweerder de aanvraag van eiseres afgewezen. Eiseres heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. Zij heeft verder de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen (AWB 20/9242).
Met het besluit van 6 mei 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Het eerdere verzoek om een voorlopige voorziening is aangemerkt als ingediend hangende het beroep.2
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep, samen met het verzoek om een voorlopige voorziening, op 21 oktober 2021 op zitting behandeld. Eiseres en verweerder hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.
Na afloop van de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.

Overwegingen

1. De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
2. Eiseres is geboren op [geboortedatum] 1935 en heeft de Dominicaanse nationaliteit. Eiseres heeft een aanvraag ingediend om bij haar meerderjarige dochter (referente) in Nederland te verblijven. Referente heeft de Nederlandse nationaliteit.
Reden van afwijzing
3. Verweerder wijst de aanvraag van eiseres af, omdat eiseres geen geldige mvv3 heeft en ook niet wordt vrijgesteld van het zogenoemde mvv-vereiste. Volgens verweerder is er namelijk geen beschermingswaardig gezinsleven in de zin van artikel 8 van het EVRM tussen eiseres en referente. De reden daarvoor is dat eiseres niet heeft aangetoond dat er tussen haar en referente sprake is van een meer dan een gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie (more than normal emotional ties). De medische situatie van eiseres geeft volgens verweerder ook geen aanleiding om eiseres vrij te stellen van het mvv-vereiste. Tot slot is volgens verweerder ook geen sprake van privéleven en leveren de door eiseres aangevoerde omstandigheden geen schrijdende situatie op.4
Het standpunt van eiseres
4. Eiseres is niet eens met het besluit van verweerder. Eiseres is een 86-jarige alleenstaande vrouw met vier dochters. Al haar dochters wonen inmiddels in Nederland en hebben de Nederlandse nationaliteit. Eiseres heeft een slechte gezondheid en bevindt zich in haar laatste levensfase. Uit deze omstandigheden samen blijkt dat sprake is van beschermingswaardig gezinsleven in de zin van artikel 8 van het EVRM tussen eiseres en referente. Daarnaast heeft verweerder ten onrechte geen advies gevraagd aan het Bureau Medische Advisering (BMA) over haar medische situatie. Tot slot voert eiseres aan dat in haar geval sprake is van een schrijdende situatie op grond waarvan verweerder een verblijfsvergunning had moeten verlenen.
Beoordeling door de rechtbank
5. De rechtbank oordeelt dat het betoog van eiseres niet slaagt. De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
6. De stelling van eiseres dat verweerder advies had moeten vragen aan het BMA volgt de rechtbank niet. Eiseres heeft namelijk geen volledig medisch dossier overgelegd en de toestemmingsverklaring BMA ontbreekt. Verweerder kon de medische situatie daarom niet
voorleggen aan het BMA. Over de stukken die eiseres wel heeft overgelegd, heeft verweerder terecht gesteld dat deze onvoldoende zijn om haar vrij te stellen van het mvv- vereiste op grond van haar medische situatie.
7. Over het beroep van eiseres op artikel 8 van het EVRM overweegt de rechtbank als volgt. Ouders en hun meerderjarige kinderen kunnen alleen een beroep doen op dit artikel als sprake is van ‘more than normal emotional ties’. De familiebanden moeten dus sterker zijn dan gebruikelijk, bijvoorbeeld doordat het ene familielid de zorg over het andere familielid heeft. Bij de beoordeling van de vraag of sprake is van een sterker dan gebruikelijke familieband moet verweerder alle omstandigheden van het geval meewegen. In deze zaak heeft verweerder dat naar het oordeel van de rechtbank voldoende gedaan en zich terecht op het standpunt gesteld dat van een sterker dan gebruikelijke familieband niet is gebleken.
8. Verweerder heeft hierbij van belang mogen achten dat referente al sinds 1992 in Nederland woont en dat zij hier een gezin heeft. Eiseres woonde al die tijd in de Dominicaanse Republiek. Verder heeft eiseres niet aannemelijk gemaakt dat er mantelzorg wordt verleend door referente. Dat referente graag voor eiseres wil zorgen is onvoldoende om te spreken van een sterker dan gebruikelijke familieband. Ook overigens is niet gebleken van bijzondere familiebanden of een bijzondere afhankelijk tussen eiseres en referente. Van beschermingswaardig privéleven van eiseres in Nederland is evenmin gebleken. Verweerder heeft eiseres daarom terecht niet vrijgesteld van het mvv-vereiste op grond van artikel 8 van het EVRM.
9. Tot slot ziet de rechtbank geen grond voor het oordeel dat verweerder aanleiding had moeten zien om eiseres vanwege de schrijdende situatie een verblijfsvergunning regulier te verlenen. Eiseres heeft namelijk niet aannemelijk gemaakt dat sprake is bijzondere omstandigheden. De hoge leeftijd van eiseres, haar medische situatie en het feit dat al haar dochters in Nederland wonen en de Nederlandse nationaliteit hebben, heeft verweerder onvoldoende mogen vinden.
10. Over de stelling van eiseres dat de hoorplicht is geschonden, oordeelt de rechtbank als volgt. Verweerder hoefde eiseres niet te horen, omdat het besluit van 17 november 20205 duidelijk is en de argumenten die eiseres in bezwaar heeft aangevoerd niet had kunnen leiden tot een ander besluit.
Conclusie
11. Het beroep is ongegrond. Gegeven de beslissing in de hoofdzaak is er geen grond meer voor het treffen van de verzochte voorlopige voorziening, zodat het verzoek wordt afgewezen.
12. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
13. Partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om tegen de mondelinge uitspraak in hoger beroep te gaan op de hieronder omschreven wijze.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 21 oktober 2021 door mr. C.M. Dijksterhuis, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. A. Vranken, griffier.
0D2itnporvoecmesb-evrer2b0a2a1l is bekendgemaakt op:

Documentcode: [documentcode]

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan, voor zover het beroep betreft, binnen vier weken na de dag van verzending van het proces-verbaal daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.