ECLI:NL:RBDHA:2021:16768

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 november 2021
Publicatiedatum
27 juli 2022
Zaaknummer
NL21.15421
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatigheid van bewaring en verzoek om schadevergoeding in vreemdelingenrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 2 november 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van een Nigeriaanse eiseres. De eiseres had op 16 september 2021 een maatregel van bewaring opgelegd gekregen door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, welke maatregel op 24 september 2021 werd opgeheven. Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld, dat tevens als verzoek om schadevergoeding moet worden aangemerkt. Tijdens de zitting op 11 oktober 2021 was eiseres niet aanwezig, maar werd zij vertegenwoordigd door haar gemachtigde, mr. B. Snoeij.

De rechtbank heeft zich in deze zaak beperkt tot de vraag of eiseres recht heeft op schadevergoeding, nu de maatregel van bewaring was opgeheven. De rechtbank overweegt dat de maatregel rechtmatig was tot de toewijzing van een voorlopige voorziening op 21 september 2021, die eiseres toestond om de beslissing op haar bezwaar af te wachten. De rechtbank concludeert dat de maatregel van bewaring niet onrechtmatig was vóór deze datum, en dat de aangeboden schadevergoeding voor de periode van 21 tot 24 september 2021 terecht was. Het beroep van eiseres wordt ongegrond verklaard, en het verzoek om schadevergoeding voor de periode van 16 tot 21 september 2021 wordt afgewezen. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak is openbaar gemaakt en kan worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen een week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL21.15421
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. B. Snoeij), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: S. Faddach).

Procesverloop

Bij besluit van 16 september 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiseres de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
Verweerder heeft op 24 september 2021 de maatregel van bewaring opgeheven.
De rechtbank heeft het beroep op 11 oktober 2021 op zitting behandeld. Eiseres is, met bericht van verhindering, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiseres stelt van Nigeriaanse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] 1969.
2. Omdat de bewaring is opgeheven, beperkt de beoordeling zich in deze zaak tot de vraag of aan eiseres schadevergoeding moet worden toegekend. In dit verband moet de vraag worden beantwoord of de tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring op enig moment voorafgaande aan de opheffing daarvan onrechtmatig is geweest.
3. In de maatregel van bewaring heeft verweerder overwogen dat de openbare orde de maatregel vorderde, omdat het risico bestond dat eiseres zich aan het toezicht zou onttrekken en eiseres de voorbereiding van het vertrek of de uitzettingsprocedure ontweek
of belemmerde. Verweerder heeft als zware gronden1 vermeld dat eiseres:
3c. eerder een visum, besluit, kennisgeving of aanzegging heeft ontvangen waaruit de plicht Nederland te verlaten blijkt en zij daaraan niet uit eigen beweging binnen de daarin besloten of gestelde termijn gevolg heeft gegeven;
3i. te kennen heeft gegeven dat zij geen gevolg zal geven aan haar verplichting tot terugkeer;
en als lichte gronden2 vermeld dat eiseres:
4a. zich niet aan een of meer andere voor haar geldende verplichtingen van hoofdstuk 4 van het Vb heeft gehouden;
4b. meerdere aanvragen tot het verlenen van een verblijfsvergunning heeft ingediend die niet tot verlening van een verblijfsvergunning hebben geleid;
4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan.
4. Eiseres heeft de gronden die aan de maatregel van bewaring ten grondslag liggen niet betwist.
5. De rechtbank overweegt als volgt. Op 21 september 2021 is een voorlopige voorziening toegewezen, waardoor eiseres de beslissing op bezwaar van haar verzoek tot het verlenen van uitstel van vertrek als bedoeld in artikel 64 van de Vw in Nederland mag afwachten. Verweerder heeft daarom schadevergoeding aangeboden van de periode van 21 september 2021 tot 24 september 2021, de dag van de opheffing van de maatregel van bewaring.
6. Eiseres stelt dat de bewaring van begin af aan al onrechtmatig is. Hiertoe voert zij aan dat de voorzieningenrechter volgens haar heeft bepaald dat er geen grond was om schorsende werking te onthouden aan het bezwaarschrift. Verweerder stelt zich op het standpunt dat de maatregel van bewaring pas onrechtmatig is vanaf het moment van de toewijzing van de voorlopige voorziening.
7. De rechtbank overweegt als volgt. De voorzieningenrechter heeft bepaald dat “
het besluit op het punt van het onthouden van schorsende werking aan een in te dienen verzoek om een voorlopige voorziening niet goed is gemotiveerd.” De voorzieningenrechter heeft dus niet bepaald dat er geen grond was om schorsende werking te onthouden aan het bezwaarschrift, zoals eiseres stelt. Naar het oordeel van de rechtbank mocht verweerder bij het opleggen van de maatregel ervan uitgaan dat eiseres mocht worden uitgezet en dat er zicht op uitzetting was naar Nigeria. Pas na de toewijzing van de voorlopige voorziening op 21 september 2021 kon het voor verweerder duidelijk zijn dat eiseres niet uitzetbaar was tijdens de bezwaarfase. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder terecht schadevergoeding aangeboden van de periode van 21 september 2021 tot 24 september 2021. Daarvóór was de maatregel van bewaring rechtmatig. De beroepsgrond slaagt niet.
8. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding over de periode van 16 tot 21 september 2021 afgewezen.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
1. Artikel 5.1b, derde lid, van het Vreemdelingenbesluit (Vb)
2 Artikel 5.1b, vierde lid, Vb

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.G. Nicholson, rechter, in aanwezigheid van mr.
M.A.W.M. Engels, griffier.
De uitspraak is uitgesproken en bekendgemaakt op:
02 november 2021
en is openbaar gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl
Mr. J.G. Nicholson M.A.W.M. Engels
Rechter Griffier
Rechtbank Midden-Nederland Rechtbank Midden-Nederland
Documentcode: [documentcode]
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling
bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.