ECLI:NL:RBDHA:2021:16755

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 oktober 2021
Publicatiedatum
22 juli 2022
Zaaknummer
NL21.14040
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen inreisverbod van Albanese eiser met betrekking tot werken in de EU

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 20 oktober 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een Albanese eiser en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser had een terugkeerbesluit en een inreisverbod van twee jaar opgelegd gekregen. Eiser heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, waarbij hij aanvoert dat het inreisverbod hem belemmert om in de Europese Unie te werken en dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd waarom het inreisverbod is opgelegd.

Tijdens de zitting op 13 september 2021 is de zaak behandeld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gronden van het terugkeerbesluit en het inreisverbod gelijk zijn aan die van de maatregel van bewaring die ook aan eiser was opgelegd. De rechtbank oordeelt dat verweerder niet adequaat is ingegaan op de stelling van eiser dat het inreisverbod zijn mogelijkheden om in de EU te werken ernstig beperkt. Dit leidt tot de conclusie dat het bestreden besluit een motiveringsgebrek vertoont.

De rechtbank verklaart het beroep gegrond voor zover het gericht is tegen het inreisverbod en vernietigt dit deel van het besluit. Echter, de rechtbank laat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand, omdat eiser niet heeft aangetoond dat er bijzondere persoonlijke omstandigheden zijn die aanleiding zouden geven om van het inreisverbod af te zien of de duur ervan te verkorten. De rechtbank veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser ter hoogte van € 1.050,-.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL21.14040
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. F. Boone), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. A.M.H.W. van Heerebeek).

Procesverloop

Bij besluit van 28 augustus 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser een terugkeerbesluit en een inreisverbod voor de duur van twee jaar opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 13 september 2021 op zitting behandeld. Ter zitting is mr.
[A] verschenen als waarnemer voor de gemachtigde van eiser. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser heeft de Albanese nationaliteit en is geboren op [1980] .
Over het bestreden besluit
2. Eiser voert aan dat verweerder van het opleggen van het inreisverbod had moeten afzien of anders op zijn minst de duur van het inreisverbod had moeten verkorten. Het inreisverbod betekent voor hem dat hij niet kan werken in de Europese Unie (hierna: EU), dus eiser heeft er belang bij dat hem geen inreisverbod wordt opgelegd. Eiser stelt zich op het standpunt dat verweerder het bestreden besluit op dit punt niet kenbaar heeft gemotiveerd. Verweerder stelt zich op het standpunt dat het inreisverbod terecht is opgelegd en dat er voldoende redenen zijn om de termijn van het inreisverbod op twee jaar te houden. Verweerder meent ook dat de verklaring van eiser dat hij in de EU wil werken bij het opleggen van het inreisverbod voldoende is meegewogen.
3. De rechtbank overweegt als volgt. In het proces-verbaal van gehoor bij terugkeerbesluit en inreisverbod (HV28-A) is vermeld dat eiser dankbaar zou zijn als er geen inreisverbod zou worden opgelegd, omdat dit voor hem betekent dat hij niet meer in Europa mag werken. Ook heeft eiser in dit gehoor aangegeven dat een inreisverbod voor hem het ergste is.
4. De gronden van het terugkeerbesluit en inreisverbod zijn dezelfde als die van de ook aan eiser opgelegde maatregel van bewaring. Naar het oordeel van de rechtbank is verweerder daarbij niet kenbaar ingegaan op de stelling van eiser dat hij door het inreisverbod niet meer in de EU kan werken. Hierdoor is het naar het oordeel van de rechtbank onduidelijk waarom verweerder geen aanleiding heeft gezien om van het opleggen van het inreisverbod af te zien of de duur daarvan te verkorten. Daarmee kent dit deel van het bestreden besluit een motiveringsgebrek.
5. Het beroep tegen het inreisverbod is daarom gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit voor zover dat ziet op het inreisverbod. In wat verweerder ter zitting heeft opgemerkt ziet de rechtbank echter aanleiding om de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten. De rechtbank legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel komt.
6. Ter zitting heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat het inreisverbod voor de duur van twee jaar terecht is opgelegd. Eiser heeft namelijk enkel verklaard dat hij door het inreisverbod niet in Europa kan werken, zonder daarbij te wijzen op bijzondere persoonlijke omstandigheden, die verweerder ertoe zouden moeten brengen van het inreisverbod af te zien of de duur daarvan te verkorten. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat verweerder eiser een inreisverbod voor de duur van twee jaar heeft mogen opleggen.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep tegen het bestreden besluit gegrond voor zover dat is gericht tegen het inreisverbod;
  • vernietigt het bestreden besluit voor zover daarbij aan eiser een inreisverbod is opgelegd;
  • bepaalt dat de gevolgen van het vernietigde deel van dat besluit in stand blijven;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser ter hoogte van € 1.050,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D. Verduijn, rechter, in aanwezigheid van mr. M.A.W.M. Engels, griffier.
De uitspraak is uitgesproken en bekendgemaakt op:
20 oktober 2021
en is openbaar gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl
Mr. D. Verduijn M.A.W.M. Engels
Rechter Griffier
Rechtbank Midden-Nederland Rechtbank Midden-Nederland
Documentcode: [Documentcode]
.