ECLI:NL:RBDHA:2021:16750
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot verantwoordelijkheid van Frankrijk
In deze zaak, behandeld door de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 25 oktober 2021, hebben verzoeksters, vertegenwoordigd door hun gemachtigde mr. G.E. Jans, een verzoek ingediend om een voorlopige voorziening in het kader van hun aanvragen voor een verblijfsvergunning asiel. De aanvragen waren door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door mr. E. Sweerts, niet in behandeling genomen op basis van de stelling dat Frankrijk verantwoordelijk was voor de behandeling van de asielaanvragen.
De verzoeksters hebben beroep ingesteld tegen deze besluiten en vroegen de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening. De zitting vond plaats op 18 oktober 2021, waar de verzoeksters en hun gemachtigde aanwezig waren, evenals de vertegenwoordiger van de verweerder. Tijdens de zitting is ook een tolk, Z. Hamawandi, ingeschakeld.
De voorzieningenrechter heeft in zijn uitspraak van 25 oktober 2021 geoordeeld dat, gezien de uitspraak in de aanverwante zaken NL21.15488 en NL21.15490, een voorlopige voorziening niet meer nodig was. De verzoeken om een voorlopige voorziening zijn dan ook afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.