ECLI:NL:RBDHA:2021:16637

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 oktober 2021
Publicatiedatum
20 juli 2022
Zaaknummer
NL21.16042
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongegrond beroep tegen maatregel van bewaring in vreemdelingenzaak met medische klachten

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 20 oktober 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van een eiser met Russische nationaliteit. De eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. E. El Assrouti, had beroep ingesteld tegen een besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, dat op 9 oktober 2021 was genomen. Dit besluit hield in dat de eiser in bewaring werd gesteld op grond van artikel 59b van de Vreemdelingenwet 2000, met als doel de identiteit en nationaliteit van de eiser vast te stellen en gegevens te verkrijgen voor de beoordeling van zijn asielaanvraag.

Tijdens de zitting op 18 oktober 2021 heeft de eiser, bijgestaan door een waarnemer en een tolk, zijn standpunt toegelicht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser de zware gronden die aan de bewaring ten grondslag lagen, betwistte, maar dat de niet betwiste gronden voldoende waren om de maatregel van bewaring te rechtvaardigen. De rechtbank oordeelde dat de argumenten van de gemachtigde van de eiser, die pleitte voor een lichter middel in verband met medische klachten en een verblijfplaats via een kerkgemeenschap, niet overtuigend waren. De rechtbank concludeerde dat de medische zorg in het detentiecentrum gelijkwaardig was aan die in de vrije maatschappij en dat de eiser zelf aangaf in detentie te willen blijven tot zijn medische onderzoeken waren afgerond.

Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak werd openbaar gemaakt op rechtspraak.nl en er werd een rechtsmiddel tegen de uitspraak aangekondigd, waarbij hoger beroep mogelijk is bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL21.16042
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser], eiser V-nummer: [V-nummer] (gemachtigde: mr. E. El Assrouti),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. J.C. van Ossenbruggen).

Procesverloop

Bij besluit van 9 oktober 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59b, eerste lid, aanhef en onder a en b, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 oktober 2021. Eiser is verschenen, bijgestaan door S. Benayad, als waarnemer van zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen
E.G. Reinink-Koudriacheva. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt van Russische nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] 1965.
Bewaringsgronden
2. In de maatregel van bewaring heeft verweerder overwogen dat de bewaring noodzakelijk is met het oog op de vaststelling van de identiteit of nationaliteit van eiser en met het oog op het verkrijgen van gegevens die noodzakelijk zijn voor beoordeling van een asielaanvraag. Verweerder heeft als zware gronden1 vermeld dat eiser:
3a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging daartoe heeft gedaan;
3b. zich in strijd met de Vreemdelingenwetgeving gedurende enige tijd aan het toezicht op
1. Artikel 5.1b, derde lid., van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb).
vreemdelingen heeft onttrokken;
en als lichte gronden2 vermeld dat eiser:
4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan;
4e. verdachte is van enig misdrijf dan wel daarvoor is veroordeeld.
3. De rechtbank stelt vast dat eiser de zware grond 3b en de lichte gronden 4c en 4e betwist. Tijdens de zitting laat verweerder de zware grond 4e vallen.
4. De rechtbank is van oordeel dat de niet betwiste zware grond 3a en de niet betwiste grond lichte grond 4d voldoende zijn om aan te nemen dat er een significant risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken en om de maatregel van bewaring te kunnen dragen. De beroepsgrond slaagt daarom niet en de rechtbank laat de geschilpunten over de overige gronden van bewaring onbesproken.
Lichter middel
5. De gemachtigde van eiser voert verder aan dat verweerder had moeten volstaan met het opleggen van een lichter middel dan de inbewaringstelling. Hij had namelijk een verblijfplaats via een kerkgemeenschap en heeft behoorlijk wat medische klachten. Een meldplicht is daarom voldoende, het is niet wenselijk eiser in bewaring te stellen zonder uitvoerige medische behandelingen of onderzoek.
6. In wat de gemachtigde van eiser aanvoert, ziet de rechtbank geen aanleiding voor het oordeel dat verweerder had moeten volstaan met een lichter middel. Het onderdak van eiser bij kerkgemeenschappen is onvoldoende om aan te nemen dat hij een vaste woon- of verblijfplaats heeft. Daarnaast is in de maatregel van bewaring gemotiveerd dat de medische zorg in het detentiecentrum gelijk staat aan de medische zorg in de vrije maatschappij. Eiser zelf voert ter zitting ook aan dat hij graag in bewaring wil blijven. Hij heeft een afspraak gemaakt voor medisch onderzoek en wil graag, in elk geval tot dit onderzoek is afgerond, in het detentiecentrum blijven. De beroepsgrond slaagt daarom niet.
7. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.A. Schuman, rechter, in aanwezigheid van mr. E. Mulder, griffier.
2 Artikel 5.1b, vierde lid, van het Vb.
De uitspraak is uitgesproken en bekendgemaakt op:
20 oktober 2021
en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.