Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[eiser] , eiser V-nummer: [V-nummer]
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 20 oktober 2021 uitspraak gedaan in een beroep tegen een maatregel van bewaring die aan eiser was opgelegd op grond van artikel 59a van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser, van Palestijnse nationaliteit, had tegen het besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid beroep ingesteld, waarbij hij tevens schadevergoeding vroeg. Tijdens de zitting op 18 oktober 2021 was eiser aanwezig, bijgestaan door zijn gemachtigde, en werd er een tolk ingeschakeld. Eiser voerde aan dat hij ten onrechte in bewaring was gesteld, omdat hij minimaal drie maanden in Turkije had verbleven en dit kon onderbouwen met documenten. Hij stelde dat de autoriteiten niet naar deze documenten hadden gekeken tijdens het gehoor voor inbewaringstelling.
De rechtbank oordeelde dat er voldoende concrete aanknopingspunten waren voor de maatregel van bewaring, aangezien Nederland een overdrachtsverzoek naar Oostenrijk had gestuurd dat door de Oostenrijkse autoriteiten was geaccepteerd. De rechtbank concludeerde dat de hoofdagent van de politie op de hoogte was van de relevante dossierstukken en dat de maatregel van bewaring terecht was opgelegd. Eiser's argumenten over de documenten en zijn verblijf in Turkije werden verworpen, en de rechtbank oordeelde dat de zware gronden voor de bewaring voldoende waren gemotiveerd.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak werd openbaar gemaakt op rechtspraak.nl en er werd aangegeven dat tegen deze uitspraak hoger beroep kon worden ingesteld bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na bekendmaking.