Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[eiser] , eiser V-nummer: [V-nummer]
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 8 oktober 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de bewaring van een Tunesische vreemdeling. De eiser, bijgestaan door zijn gemachtigde mr. D.W.M. van Erp, had beroep ingesteld tegen een besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die op 27 september 2021 de maatregel van bewaring had opgelegd. De rechtbank heeft de zaak behandeld tijdens een zitting op 5 oktober 2021, waar zowel de eiser als de gemachtigde van de verweerder aanwezig waren.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de maatregel van bewaring was opgelegd op grond van artikel 59b van de Vreemdelingenwet 2000, met als argument dat de bewaring noodzakelijk was voor het verkrijgen van gegevens voor de beoordeling van een verblijfsvergunning en omdat de eiser een gevaar zou vormen voor de nationale veiligheid. De eiser betwistte de gronden voor de bewaring en voerde aan dat hij niet terug wilde keren naar Tunesië, wat hij herhaaldelijk had aangegeven. De rechtbank oordeelde dat de zware gronden voor de bewaring voldoende gemotiveerd waren en dat de eiser niet in aanmerking kwam voor een lichter middel, ondanks zijn mentale problematiek.
De rechtbank concludeerde dat er voldoende zicht op uitzetting naar Tunesië was en dat de maatregel van bewaring gerechtvaardigd was. Het beroep van de eiser werd ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen. De uitspraak werd openbaar gemaakt op rechtspraak.nl en er werd een rechtsmiddel tegen de uitspraak aangegeven, waarbij hoger beroep mogelijk was bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na bekendmaking.